Categorieën
Verhalen

VLAAMS UITJE

Een vakantiereis heeft een bestemming. Mijn zesdaags uitje ging per trein. Op het perron van Sneek Noord was het direct raak. Het lukte niet om een internationale treinkaart naar Antwerpen te kopen. Dat stond Arriva niet toe. Alleen binnenlandse ‘handel’ kon. Het zwaard van het neoliberalisme was ook hier aanwezig.

Er werd een ticket naar Breda gekocht en op Utrecht Centraal dat naar Antwerpen. Met bewondering sloeg ik het geduld van de mevrouw gade achter het internationale NS-reisloket. Met kennis, kunde en geduld gaf ze antwoord op vragen van reizigers die uit allerlei landen kwamen. Sowieso is Utrecht Centraal een succesvol geslaagd multicultureel podium. Indrukwekkend bijna. Mensen hebben er een doel, een gesprek en een houvast aan tijden. Was dat breder maatschappelijk maar zo.

Hoewel reizen een zeker lijden in zich heeft – zeker met broeiende hitte – ontmoette ik nergens klagende mensen onderweg. Enkele keren vroeg ik me af waarom de publieke opinie daarentegen wel polariseert. Betreurenswaardig. Krijgt het volk dat kabinet welke het verdient? Met mijn zomerse blik kan ik dat nauwelijks geloven.

Ergens op de heenweg bij Tilburg raakte een fiets onder de trein. Anderhalf uur vertraging en daardoor laat op Antwerpen Centraal. Bij een zeer sportieve Vlaamse conductrice kocht ik het laatste kaartje. Ze gaf me geen zeven euro strafkorting. Ietwat te laat bereikte ik gelukkig mijn vakantieadres.

Zes dagenlang ontmoette ik zeer vriendelijke mensen. Geen verkeerd woord viel er. Ik werd voorzien van uitstekend eten, driemaal daags. Ook wandelde ik dagelijks met een hond van het mooiste hondenras, de Wetterhoun. Iets minder vaak met een Podenco die niet luisterde naar zijn naam, maar er telkens wel was. Het ranke dier was gracieus. En hij gedroeg zich intelligent en intuïtief op hoog niveau.

Vier glazen bier van Stella Artois op een lokaal terras gingen er uitstekend in. Het koelde af. Tegelijk voorzag een Belgische econoom me van wijsheden over eerdere Europese communistenleiders als Berlinguer (Italië) en Marchais (Frankrijk). Jammer genoeg kwam het er niet van om naar Tongerlo te rijden voor ‘s wereld beste ijs en de monniken er te horen zingen in de serene kapel. Ook vergat ik nog ‘De Stilte van het land’ te draaien van Zjef Vanuytsel.

In zekere zin blijkt reizen het ware socialisme te herbergen, want iedereen is gelijk. Geen arrogante dwingelandij van ene Samsom of ene Timmermans komt daaraan te pas. De terugreis sprak ik kort met een jongeman die een boek las over de verschrikkingen van Srebrenica in 1995. Hij was geen student geschiedenis, die ik ooit wel was.

De terugreis naar het Friese land verliep probleemloos. Op het Leeuwarder perron had de zon ook toegeslagen. Er blafte een hond zeer luidruchtig. Bij een enkele reizigster ontbrak de zonnebrandolie in de handbagage. Ze gaf haar man een standje, die zich verontschuldigde. Een amusant intermezzo.

Uiteindelijk kwam ik thuis. Het uitrusten begon. Een wetmatigheid. Er werd van de zuiderburen een kleine wijsheid meegenomen. En die luidt: doe alles op tijd en vooral ook niet.

Wiebe Dooper