Categorieën
Geschiedenis Godsdienst Sneek

ONTRAFELD VERLEDEN: KAPELAAN GERARD JANSEN

Onderwerp Gérard Jansen. ‘L.S. Jansen is een paar jaar geleden herbegraven op deze begraafplaats lees ik. Hij speelde in de oorlog in Sneek een belangrijke rol bij de smokkel van Joodse kinderen vanuit Amsterdam. In totaal hebben ze zo een kleine honderd het leven gered. Vermeldenswaard lijkt me.’

Meer niet. Dat was aanleiding tot nader contact met Hessel de Walle, auteur van boeken over Friesland en markante inwoners van die provincie waaronder die Jansen. Onze pastoor Jansen, maar in 1943 nog kapelaan Jansen in Sneek waar zelfs een straat naar hem is vernoemd: De Kapelaan Jansen Strjitte, want Sneek is Fries hè. Maar die straatvermelding krijg je niet zomaar daar moet je iets bijzonders voor hebben gedaan. Dat weten we nu, maar dat wisten we toen niet. Wij kenden pastoor Jansen als pastoor van de kerk in de Emmastraat van 1956 tot 1974, en later als emeritus pastoor van het Jagthuis. Ooit de opvolger van de legendarische pastoor Schaars, een verzetsheld waar veel over bekend was. Van pastoor Jansen wisten wij eigenlijk veel minder, maar misschien verdient hij achteraf datzelfde predicaat. We hebben hem samen met pastoor Sips in 2020 hier herbegraven. Ik herinner me hem als een statige, enigszins afstandelijke verschijning met een welluidende stem. Iemand waar je eerbied voor had want hij was de pastoor van Velp maar verder wist ik en misschien niemand in Velp veel over hem, zelfs zijn naaste familie niet, zo blijkt. Hij heeft zijn Sneekse verleden niet met Velp gedeeld, mogelijk paste het niet bij zijn invulling van het priesterschap.

Voorkant Theesurrogaat voor Sneek.

Het woordje ‘ze’ in de mail van Hessel de Walle zette me aan tot een verder onderzoek naar die redding van Joodse kinderen en bracht me bij de site ‘Joodse kinderen.nl’ en het boek ‘Omdat hun hart sprak’ van Bert Jan Flim. Via die kanalen werd me duidelijk wat zijn rol was tijdens de redding van meer dan 1000 Joodse kinderen.   

Het Kinderwerk

De grootschalige smokkel van Joodse kinderen uit Amsterdam naar de provincie wordt in de geschiedschrijving het kinderwerk genoemd. Onder die naam zijn in 1943 naar schatting meer dan duizend Joodse kinderen van een wisse dood gered. Friesland neemt in deze bijzondere geschiedenis een prominente plek in. Het is niet alleen de eerste regio waar kinderen naartoe gaan, Friesland neemt ook het grootste aantal op. Het zijn vooral vier personen die daar een grote rol in spelen: student Piet Meerburg, de hervormde hulp-predikante Mia Coelingh, de doopsgezinde dominee Willem Mesdag en de katholieke kapelaan Gérard Jansen. Zij richtten zich op kinderen omdat op volwassenen te gevaarlijk was. Die kletsten te veel. De afspraak was om collega’s elders in te schakelen waardoor het netwerk zich uitbreidde. Samen vormden de geestelijken een geducht driemanschap volgens het boek. Het was echter niet alleen door de oorlog dat zij samenwerkten; zij kenden en waardeerden elkaar al voor die tijd. Jansen zelf zegt daarover: ‘Wij kenden elkaar en wisten van elkaar dat we elkaar konden vertrouwen.’

Sint Martinuskerk aan de Singel in Sneek.

Kapelaan Jansen

De parochie van Kapelaan Gérard Jansen telde 1750 leden en werd geleid door pastoor en deken Van Galkom. Vaak na de preek of de eucharistieviering benaderden de drie geestelijken hun gemeenteleden om kinderen in huis te nemen. Gérard Jansen gaat naar verluidt zelfs zover dat hij parochianen in de biechtstoel ernaar vraagt. De kapelaan is zeer actief in de onderduikhulp.

Mia Coelingh.

Naast zijn contacten met Coelingh en Mesdag ontstaat er rond hem ook nog een ander netwerk van helpers en contacten waar Joodse kinderen konden worden geplaatst. In het boek komt hij naar voren als iemand die absoluut niet bang was – in tegenstelling tot zijn pastoor die absoluut niet mocht weten van zijn ondergrondse activiteiten. Meerburg beschrijft hem later als volgt: ‘Ik herinner me Jansen. Die kwam op het station en dan had hij in de panden van zijn priesterkleed allemaal pakjes boter voor ons meegenomen. Zo’n vent was dat. Echt een geweldige man’. En Coelingh voegt daaraan toe: ‘Hij had als schuilnaam Jan Zwart. Hij had zeer veel gevoel voor humor en medemenselijkheid. De eerste keer dat hij in functie was, was het een volwassen Joodse man die door hem naar een onderduikadres werd gebracht. En dat ging in een bakkerskar die hij daarvoor gecharterd had. Dus die kapelaan had een bakker gecharterd: ‘bakker, geef mij je kar eens!’ En zo ging die Joodse man in de bakkerskar. Een bakkerskar met een klep en die klep ging dicht. Zo heeft hij die Joodse man naar zijn onderduikadres gebracht. Hij was ontzettend vindingrijk en wist overal raad op.’ 

En deze voor ons wat deze achtergrond betreft onbekende Jansen hebben wij hier in 2020 herbegraven. Ieder mens is bijzonder maar sommigen zijn extra bijzonder omdat ze iets gedaan hebben wat vermeldenswaard is en daar hoort Gérard Jansen ook bij. Als u ooit in Sneek komt, vergeet dan de kapelaan Jansen Strjitte niet te bezoeken. Het is een bezoekje waard, ter nagedachtenis van de man die ik u net geschetst heb!

Berrie Ruijling, 2 november 2023