Categorieën
Cultuur Godsdienst Overpeinzingen uit Koudum

Het Marcusevangelie en Erasmus

Hoeveel kerkgenootschappen Koudum ooit telde, weet ik als import-Koudumer natuurlijk niet precies. Maar getuige de kerkgebouwen – die lang niet allemaal meer als kerk fungeren – moeten het er aardig wat geweest zijn. Daar zal ik vast nog wel eens vaker over peinzen. Een van de kerkgenootschappen die in ieder geval nog wel bestaat en iedere zondag in Koudum met de leden bij elkaar komt, is de Volle Evangelie Gemeente ‘Opstap’. De bijeenkomsten zijn in de ‘Boerderijzaal’ in de Hoofdstraat – niet in het huidige winkelgedeelte, maar in wat hier wel de ‘Beneden-Hoofdstraat’ genoemd wordt.

Naast de zondagse bijeenkomsten organiseert deze kerkgemeente ook Bijbelstudiebijeenkomsten. De laatste paar jaar is daar onder leiding van Paul de Groes het evangelie van Marcus uitvoerig aan de orde geweest. De Groes, gepensioneerd godsdienstleraar, heeft mede op basis van die bijeenkomsten een boek geschreven (gepubliceerd in maart 2022) van bijna 300 bladzijden met als titel Het Volle Evangelie van Marcus. Ik kreeg daar verschillende gedachtes over.

Over het waarom van dit boek staat, op de webshop waar het boek besteld kan worden, onder andere: “Men gaat in onze wereld, net zoals in de tijd van Jezus, af op wat voor ogen is. Jezus leerde dat de zichtbare wereld niet Zijn wereld was. Uit zijn doen en laten kunnen we zien dat er gigantische krachten in de geestelijke wereld bezig zijn.” Hoe het precies komt, weet ik niet, maar dergelijke zinnen maken mij wat kriegel. Komt het door de taal? Komt het omdat ik als ex-gereformeerde het geloof ver achter mij gelaten denk te hebben?

Desiderius Erasmus van Rotterdam (1465 [of 1469] – 1536) was een vertegenwoordiger van het Europese humanisme.

Ik weet het niet, maar wellicht interessanter is dat ik mij bij het lezen van de aankondiging van het boek ook afvroeg: wat zou Erasmus van het boek gedacht hebben? Die zou in ieder geval geprezen hebben dat mijn dorpsgenoot voor zijn Bijbelstudies cursussen Hebreeuws gedaan heeft. Erasmus heeft het altijd jammer gevonden dat hij nooit tijd genoeg had om het Hebreeuws goed onder de knie te krijgen. Dat is misschien mede de reden dat hij zich in zijn hele leven durende Bijbelstudie voornamelijk gewijd heeft aan het Nieuwe Testament.

Dat Erasmus ongelooflijk fanatiek Bijbelstudie bedreef, las ik in de biografie van Erasmus, geschreven door Sandra Langereis. Ik moest er wel even inkomen. Zo begreep ik aanvankelijk niet veel van het begin van de biografie, waarin een reis van Erasmus aan het eind van de 16e eeuw naar Japan beschreven werd. Huh? Een reis van Erasmus (1469-1536) aan het eind van de 16e eeuw? Ja, zo begint de biografie echt: “Op 27 juni  1598 vertrok Erasmus uit de haven van  Rotterdam.”

Uiteindelijk bleek die reis gemaakt te zijn door een beeld van Erasmus! Een fascinerend begin van een biografie en fascinerend bleef het boek tot het eind. De biograaf wist mij mee te slepen door een levendig beeld van Erasmus en zijn tijd te schetsen. Ik wist wel wat van deze beroemde humanist, onder andere omdat zijn Lof der Zotheid (1509) op het lesprogramma stond op het gymnasium waar ik een aantal jaren lesgaf. Maar wat is Erasmus meer dan alleen de schrijver van dat even felle als humoristische boek waarin hij tal van misstanden te lijf gaat.

Lof der Zotheid, een vermakelijk boek van Erasmus.

En wat een leven heeft hij geleid, met zijn reizen en zijn schrijven. Hij moet enorm taai geweest zijn, hij maakte – ook in rumoerige tijden – reizen naar Italië, Frankrijk, Engeland, soms te paard, soms lopend, soms per schip, en overleefde in 1518 zelfs een besmetting met de pest.  Ik heb me af en toe wel geërgerd aan zijn voortdurende gehengel naar een goed betaald baan – en dan bedoelde hij een baan waar hij wel ruim van kon leven, maar verder niets voor hoefde te doen. Zo schreef Erasmus in 1523  bij zijn Parafrase van het Marcusevangelie een uitgebreide opdracht aan koning Frans I in de hoop op zo’n baantje. Erasmus was, zo schrijft Langereis, verbitterd dat Frans I daarvoor slechts een glimlach doneerde.

Nu was het bepaald niet zo dat Erasmus niets wilde doen. Hij is zijn hele leven lang fanatiek bezig geweest met (Bijbel)onderzoek en met veel, heel veel schrijven. Mede dankzij de zich net ontwikkelende boekdrukkunst kon hij zijn inzichten ook in druk verspreiden. Dat waren inzichten op het gebied van taal (Latijn, Grieks),  godsdienst en de maatschappij. Hij schreef studieboeken over de uitspraak van het Latijn en Grieks, werkte voortdurend aan zijn telkens opnieuw uitgegeven boek over Latijnse en Griekse spreekwoorden of schreef een vele malen bewerkte en herdrukte schoolgrammatica voor het Latijn.

Maar boven alles was hij Bijbelwetenschapper en is hij onvermoeibaar bezig geweest met een wetenschappelijk verantwoorde editie van het Nieuwe Testament. Hij spaarde kosten noch moeite om zo oud mogelijke – en daardoor zo weinig mogelijk corrupte –  kopieën van de oorspronkelijke Griekse tekst van het Nieuwe Testament te kunnen lezen en met elkaar te vergelijken. En dat in een tijd waarin niet alleen reizen gevaarlijk was, maar ook het uiten van twijfel aan wat kerkelijke bobo’s als definitieve Bijbeltekst – de Latijnse Vulgaat –  hadden vastgesteld.

Het is bijna ongelooflijk hoe Sandra Langereis erin geslaagd is om deze biografie – Erasmus. Dwarsdenker – op deze manier te schrijven. De taal waarin ze het werk en de gedachten van Erasmus beschrijft is zulk modern – nee, niet modieus – Nederlands, dat ik herhaaldelijk vergat dat Erasmus zelf alles, ook zijn honderden bewaard gebleven brieven, in het Latijn schreef. De oorspronkelijke citaten in het Latijn staan voor het grootste deel in het notenapparaat achterin het boek.

Erasmus in de Europese vlag.

Erasmus was met zijn wetenschappelijke Bijbelstudie zijn tijd vooruit; hij hing het voor die tijd zeker moderne idee aan dat de Bijbel door mensen geschreven was. En dan was het ook nog zo dat evangelisten als Marcus niet precies Jezus’ woorden opgeschreven hadden, aldus Erasmus. De evangelisten schreven hun evangelies in het Grieks. Dat was toch niet de taal die Jezus gesproken had en het was bovendien een gebrekkig Grieks. Of zoals Langereis het beschrijft:

“Het Grieks van de simpel geschoolde evangelisten en apostelen was zo aards als maar kon, prentte Erasmus zijn lezers in: de auteurs van het Nieuwe Testament hadden duidelijk niet bij Demosthenes op school gezeten. Het dialect van hun moerstaal schemerde door hun eenvoudige Grieks heen, in woordkeus, in zinsbouw, in idioom.”

Ik begin nu toch ook steeds benieuwder te worden naar wat mijn dorpsgenoot over het Marcusevangelie schrijft. Toch jammer dat het boek (nog?) niet als e-book  verschenen is. Ja, dat boek over Erasmus gelukkig wel!

© Jelle van der Meulen