De in 1798 geboren Lieuwe Jans de Jong was boer in het buurtschap Poppenhuizen bij Oldeboorn. Hij hield dertig jaar lang dagboeken bij. De Jong begon te schrijven in 1825, toen de grote watersnoodramp plaatsvond, en stopte in 1855, het jaar dat hij stierf.
Nummer 5
Februarius 1825
Februarius 9: Helder weêr, ‘t water iets zakkende en de meeste ijsschotsen weggedreven, waardoor men konde varen en zeilen waar men wilde, over alles heen. Er was niet een klein stukje zee te zien; hemel, en water, en boven het water de huizen, en bomen, en dan eenige watermolens.
‘s Nademiddags ‘t zelfde en wierden nog geen bericht gewaar aangaande de doorbraken. Dan ontving men bericht uit Haskerdijken, dat men het vee daar in nood zijnde gebergd had, en had een boer zijn beslag in een kerk of zogenoemde Kapel gebracht. Tevens hoorde men ook dat de polder van Oudeweg onder water stond en 4 beesten waren verdronken, als 2 vette varkens, 1 paard en 1 koe. Ook de vis begon boven water te komen, door het zoute water verblind, niet magtig hun eigen aas te vinden; zij moeten sterven, alsmede vele kleine vogeltjes.
Tekstfragment van pagina 2.
De dagboeken van Lieuwe Jans de Jong 1825-1855. Boer te Poppenhuizen onder Oldeboorn. Bewerkt door L.J. de Jong. Tweede druk, 1999. Drukkerij De Jong, Aldeboarn – 1998.