Categorieën
Boeken Cultuur Geschiedenis Overpeinzingen uit Koudum Súdwest

Een boek over een invaldocent: Koos Tiemersma – De ynfaller

Met iets meer dan gewone belangstelling begon ik aan de nieuwste Friese roman van Koos Tiemersma. Ten eerste heb ik Tiemersma als schrijver aardig hoog zitten, ten tweede vond ik de titel extra interessant: De ynfaller. Toen ik – na mijn pensioen – nog maar net in Koudum woonde, ben ik ook een blauwe maandag invaller geweest, op de basisschool hier. Een paar maanden heb ik op vrijdag les gegeven in groep 8. Dat leverde een aantal heel mooie momenten op, maar over het geheel genomen beviel het niet echt, moet ik toegeven.

Ik was best wat gewend na 37 jaar in het middelbaar onderwijs les gegeven te hebben, waaronder vrijwel altijd ook brugklassen, dus op zich kon ik me wel redden met het gros van de kinderen in groep 8. Ook wel met de lesstof, al had ik nog nooit rekenen gegeven of Engels, of verkeersles. Maar veel ervaring met een digibord had ik niet, want die zat op mijn ouderwetse gymnasium nog niet in de lokalen waar ik toen les gaf. Enfin, na een paar lesdagen hadden de kinderen mij aardig uitgelegd hoe het bord werkte.

Waar ik wel last van had, was een niet zo’n fijne sfeer in de klas, waar ik met die ene dag in de week te weinig vat op kreeg. Later, maar toen had ik het al opgegeven, kreeg ik pas door dat dat onder andere te maken had met het samenvoegen van twee basisscholen tot één school – en daarmee twee groepen tot één groep – die net in een nieuw gebouw gevestigd was. En misschien ook wel met een directeur die afwezig was op mijn vrijdagse invaldagen.

Dus dat invallen heb ik niet zo erg lang gedaan. Maar het maakte me wel extra nieuwsgierig naar de wederwaardigheden van de hoofdpersoon in De ynfaller. Die hoofdpersoon is Mark (Marcus) uit Leeuwarden, een jonge, net beginnende onderwijzer, die vlak voor de zomervakantie een invalbaantje krijgt op de Griffioen, een lagere school in een dorp in de Wâlden.

In de eerste bladzijden van het boek weet Tiemersma op uiterst vaardige manier met een paar woorden de situatie te schetsen. Hoewel hij er eigenlijk geen zin in heeft, neemt Mark het invalbaantje aan. Het is begin jaren tachtig en mede door het beleid van het kabinet Van Agt liggen de banen in het onderwijs bepaald niet voor het opscheppen: “Kwa wurkgelegenheid wierret it tsjin, foaral omdat dy pûstekop yn Den Haach it ûnderwiis op in fikse koarting trakteard hat. Fanwege in beroerd slutende begrutting, krekt as heart ûnderwiis net in foarsjenning te wêzen dy’t troch elkenien droegen wurde moat”.

Koos Tiemersma kriget yn 2015 de Gysbert Japicxpriis. Fotokolleksje Jelle van der Meulen.

Mark heeft zijn eerste dag erop zitten, het is de dag na Bevrijdingsdag, de kinderen zijn naar huis en zijn collega’s ook al, maar Mark zit aan zijn bureau met drie stapels van 26 schriften om na te kijken: taal, rekenen en dictee. Hij heeft klas 6 (nu groep 8) overgenomen van meester Van Trigt die ziek thuis zit. “Wat der krekt mei de man te rêden is, ha ’k net opmeitsje kind út ’e ynstruksjes dy’t it skoalhaad my joech, sa’t der wol mear ûndúdlik bleau.” Nou, ook al verschilt de situatie van Mark in het begin van de jaren tachtig hemelsbreed met mijn situatie in 2017, de onduidelijkheid die Mark als invaller ondervindt, herken ik maar al te goed!

Klas 6 op de Griffioen is niet echt de gemakkelijkst te behappen klas, zeker niet op het moment dat de Cito-toets al geweest is en al helemaal niet voor een invaldocent die van zichzelf al behoorlijk onzeker is. Mark vraagt zich voortdurend af of hij wel geschikt is voor het onderwijs, maar ook op andere punten is hij onzeker. Hij is heel zachtaardig, wat een tikje contrasteert met zijn uiterlijk van een punker. Hij voelt zich de mindere van zijn broer die wel een vaste, goede baan heeft, zijn verkering is net uit, hij rijdt in een ‘halfversleten Datsun’ en zijn flatje in Leeuwarden wil maar geen thuis worden. Hij vindt dat hij meer op bezoek moet gaan bij zijn opa die achteruit gaat, maar kan dat ook weer niet opbrengen. Ook zijn ouders belooft hij vaker op te zoeken, al weet hij dat dat niet zal gebeuren.

Daarbij is de sfeer op school ook niet optimaal. De verhoudingen tussen de collega’s zijn beklemmend. De schrijver laat niet voor niets het woord ‘spitsroeden’ vallen en laat Mark peinzen: “Dit is my de skoalle wol, mei al dy barsten yn it team”. Het valt dan eigenlijk nog best mee dat de onzekere Mark zich in de klas aardig redt. Hij zet een paar bijdehante jongens goed op hun nummer en hij weet de kinderen zowaar aan het werk te krijgen.

Wat die situatie op een lagere school (nu basisschool) aangaat, kan Tiemersma uit ervaring schrijven: hij zat zelf veertig jaar in het basisonderwijs. Met de beschrijvingen van allerlei schoolsituaties is dan ook helemaal niets mis. Bijvoorbeeld met de manier waarop Tiemersma beschrijft hoe de 22-jarige Mark onhandig omgaat met Lena, het mooiste meisje van de klas, “mear frou as famke, in bern dat gjin bern mear is, yntrigearend, der is wat mei har dat him net fange lit.” Ook de vrije omgang van collega Lin met Mark weet de schrijver aannemelijk te beschrijven, al stoort mij wel enigszins de clichématige koppeling van de oosterse afkomst van Lin aan haar voor Mark mysterieuze gedachten.

Maar hoe overtuigend het begin van het boek ook is, de schrijver slaagt er niet helemaal in om mijn – misschien te hoge – verwachtingen helemaal waar te maken. Waar het verhaal spannend zou moeten worden, valt het juist een beetje tegen. De kinderen van de zesde klas gaan met enkele leerkrachten op de fiets naar Holwerd om een weekje op Ameland door te brengen. Dat vertrek wordt overigens weer prachtig beschreven, compleet met ouders die de begeleiders op het hart drukken “om de gebrûksoanwizing fan har neiteam sekuer te folgjen”.

De rol van de Duitse scholieren die niet alleen op de veerboot voor enige last zorgen, maar precies gehuisvest zijn in de boerderij naast die van de kinderen van de Griffioen, blijft wat vlak. Zeker gezien de enigszins overtrokken introductie van de Duitse jongens bij de boot in Holwerd: “It razen fan ’e Hitlerjugend galmet nei op ’e pier.” En zelfs de verdwijning van een van de kinderen blijft aan de  oppervlakkig kant, ook al noemt de schrijver het ‘een veenbrand die voortwoekert onder een kampeerreisje dat zonder zorgen had moeten verlopen’.

Ook de licht-surrealistische elementen die in het boek voorkomen overtuigen niet geheel, in tegenstelling tot die in eerdere boeken van Tiemersma. Behalve de wonderlijke verdwijning van de scholiere die in het niets lijkt te zijn opgegaan, zijn er de raadselachtige dingen die Mark af en toe waarneemt, zoals gaten in het plafond die er soms wel en soms niet zijn. Overigens zijn die merkwaardige waarnemingen van Mark op zich wel logisch te verklaren. In zijn jeugd heeft Mark een zwaar ongeluk gehad, waarna hij zichzelf niet meer is. Dus dat hij in spannende situaties, zoals een nieuwe school, dan een gat in het plafond ziet die er de volgende dag niet blijkt te zijn, is nu ook weer niet zo vreemd. Maar voor het verhaal ook niet echt nodig.

Twa boeken fan Koos Tiemersma, ‘De ljedder’ en ‘Einum’. Fotokolleksje Jelle van der Meulen.

Het is duidelijk dat ik De ynfaller van Koos Tiemersma niet zijn beste boek vindt. Zeker na zijn vorige boek Quist (2020) dat ik een “aantrekkelijke en ingenieuze roman” noemde, of Einum (2012) waar hij in 2015 de Gysbert Japicxpriis voor kreeg, of ook zijn voortreffelijke debuutroman De ljedder uit 2002, valt dit boek mij gewoon wat tegen. Dat wil niet zeggen dat het boek wat mij betreft maar beter ongelezen moet blijven. Ten eerste heb ik waarschijnlijk te hoge verwachtingen van elk nieuw boek van Tiemersma en zeker van De ynfaller. En ten tweede is een wat minder boek van deze auteur nog niet per se een slecht boek.

Want al valt het geheel mij wat tegen, er zitten genoeg fragmenten in het boek om van te smullen. Ik gaf al een paar kleine voorbeelden, maar daar zijn er veel meer van te vinden. In zijn vorige boek, Quist, waren de laatste woorden van elk hoofdstuk tevens de titel van dat hoofdstuk en in De ynfaller fungeren de beginwoorden van elk hoofdstuk als hoofdstuktitel. En hoewel hij een enkele keer wat doorslaat en het begin van een hoofdstuk wat al te sensationeel maakt, weet de auteur meestal een rake toon aan te slaan in de beginzinnen van een hoofdstuk. Vooral als hij daarin gebruik maakt van de even eenvoudige als doeltreffende beeldspraak waar Tiemersma over het algemeen een meester in is.

Dat is bijvoorbeeld het geval aan het begin van hoofdstuk 1 van het derde en laatste deel van het boek: “It hiem swijt sa gau as de bern fuort binne, allinnich yn myn holle klinke har stimmen noch nei. It fielt as in befrijing no ’t hjir gjinien mear is, ik bin as in eilân op in eilân. Ik soe sliepe wolle, my opslokke litte troch it sinkgat ûnder myn fuotten, alles ferjittend.”

Logo van galerie Lytse Skientme in Koudum, die gericht is op moderne kunst.
Brigitte Duin en Jelle van der Meulen openden Lytse Skientme in 2017.

Tot slot: gelukkig gaat Koos Tiemersma nog steeds tegen de stroom in wat betreft het publiceren van zijn werk als e-boek. Op de een of andere manier blijkt het helaas nog steeds niet normaal te zijn dat Friese boeken ook verschijnen als e-boek. Maar Koos Tiemersma is jaren geleden begonnen met het publiceren van zijn boeken als e-boek, onder het pseudoniem Froon Akker. Dat was jaren lang zelfs de enige manier waarop zijn boeken werden gepubliceerd. Pas na het succes van Einum (de Gysbert Japicxpriis 2015) verschenen zijn boeken ook weer op papier. En ook nu zijn nieuwe boeken bij uitgeverij Het Nieuwe Kanaal verschijnen, zijn ze gelukkig als e-boek verkrijgbaar. Waarvoor hulde!

© Jelle van der Meulen