Categorieën
Cultuur Fryslân Geschiedenis Kunst

WILLEM CORNELIS DE GROOT – DE HERRIJZENIS  VAN EEN VEELZIJDIG ARCHITECT (2)

In 1939 overleed Willem Cornelis de Groot in Leeuwarden. Lange tijd is nauwelijks nog aandacht besteed aan deze, welhaast meest veelzijdige, Friese architect. Na 1990 is het weer een enkeling die zijn naam noemt, en roemt. Pas rond het verkrijgen van de monumentenstatus van de Hollanderwijk in Leeuwarden, in 2002, neemt de belangstelling voor het werk van De Groot weer toe. In 2009, als het zeventig jaar geleden is dat hij is gestorven, krijgt De Groot dan eindelijk de zo terechte aandacht. Het Fries Museum organiseert een tentoonstelling over hem en zijn werk, en een monografie verschijnt. Het verhaal over een man die een groot stempel drukte op het bouwend Friesland van enkele decennia vóór en ná 1900, maar vervolgens vergeten werd.

Maatschappelijk betrokken

De Leeuwarder Courant memoreert op 20 juli 1939 de die dag daarvoor overleden architect. Na het opsommen van verschillende functies die De Groot bekleed heeft, volgt:

“…..in al zijn functies deed de heer de Groot zich kennen als de vriendelijke man die zijn werk met grooten ijver verrichtte en  meerdere malen blijken van groote bereidwilligheid en onbaatzuchtigheid gaf….”

Jazeker, ijver kan hem niet ontzegd worden, kijkend naar de imposante lijst van zijn werkzaamheden en maatschappelijke nevenfuncties. Moeilijker in te schatten lijkt mij zijn maatschappelijk functioneren. Inderdaad, hij vervult bestuursfuncties en baantjes bij voor de samenleving belangrijke instellingen als de Christelijke HBS, de Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs, de Friesche Bouwkring, het Ritske Boelema Gasthuis, het Diaconessenhuis, Woningvereeniging Leeuwarden, de Nederlands Hervormde Gemeente, het Sint Anthony Gasthuis en het Popta Gasthuis in Marssum.


Sierlijk bouwen 
– Jugendstil en Amsterdamse School in Friesland 1900-1940 uit 2011, door Peter Karstkarel. Het zichtbare Gabbema Gasthuis op de voorzijde werd ontworpen door architect De Groot.

Maar in praktisch al die functies heeft hij een direct belang: hetzij als betaald architect, bouwkundige, van de instelling, hetzij als uitvoerder van een opdracht van die instelling waar hij een bestuursfunctie vervult. Enige handigheid om van timmerman uit te groeien tot stadsregent kan Willem Cornelis zeker niet ontzegd worden. Hij zal evenmin een gemakkelijk man zijn geweest voor de aannemers en uitvoerders van zijn plannen. Maar daar spreekt ontegenzeggelijk beroepsgedrevenheid uit en de wil om vakwerk af te leveren. En vakwerk leveren, dat doet hij ongetwijfeld!

Prachtwijken

Ook uit het feit dat Willem Cornelis de Groot de architect was van ‘prachtwijken’ als voor Vereniging Eigen Brood Bovenal en, vooral, Woning Vereeniging Leeuwarden kan niet rechtstreeks de conclusie getrokken worden dat hij in zijn werk geleid wordt door sociale motieven. Immers, na het invoeren van de Woningwet in 1902 worden in bijna alle Nederlandse gemeenten volkswijken gebouwd, waarbij naast de gemeentelijke zorg voor fatsoenlijke huisvesting ook de gemeentelijke geldstromen gereguleerd worden. Wel is het zo dat, vooral na 1920, de inbreng van de architect ruimer wordt. Maar De Groot was in dienst van de gemeente Leeuwarden en had de opdrachten van het gemeentebestuur maar uit te voeren. Dat hij daarbij zijn niet geringe creatieve stempel drukte op het decorum van de sociale woningbouw in de Friese hoofdstad zegt alles over ’s mans capaciteiten. Om daaruit, zoals je soms leest, af te leiden dat hij sociaal zeer bewogen was, gaat mijns inziens te ver. Ik ben benieuwd of het boek dat binnenkort uitkomt over W.C. de Groot daarover nieuwe feiten publiceert.

Deze uitgebreide biografe over architect De Groot werd in 2009 gepresenteerd bij een grote overzichtstentoonstelling in het Fries Museum.

Kritiek

De kleine man met het voorkomen van een aristocraat kreeg ook kritiek op zijn plannen. In ‘Huizen en Hoven in Friesland’ van Hannah Ludwig en Kerst Huisman (jaargang 7, deel 2, uit de reeks Monument van de Maand) wordt een kritiek aangehaald, en wel van de inspecteur van de Volksgezondheid, J.H. Faber uit Zwolle. Deze was geschrokken van een rapport uit 1899, waarin uit onderzoek bleek dat de volkshuisvesting in de noordelijke provincies schril afstak tegen de cijfers elders. Faber zal dan ook de bouw van woningwetwoningen in het begin van de 20e eeuw scherp beoordelen. Hij zegt van de Hollanderwijk, na gemeld te hebben dat de wijk saai en deprimerend is opgezet:

“…..vind ik de indeling van het terrein al zo weinig gelukkig, niet alleen omdat zij eentonig is, maar ook omdat er heel geen speelruimte voor kinderen is…”.  En, ook nog: “….de thans voorgestelde woningen zijn ongetwijfeld beter dan die welke voor enkele jaren aan het Noord- en Zuidvliet werden gebouwd. De bedsteden vervielen en er kwamen kleine slaapkamertjes. Veel werk is er van de indeling niet gemaakt en de tekeningen zijn wel groot, maar niet volledig, maten zijn niet ingeschreven en een paar rechte lijnen voltooien de indeeling…”.

Faber is de man van de volksgezondheid, De Groot van het kunstzinnige decor.

Rond het jaar 2000 wordt de Hollanderwijk alom bewonderd…

© Willem Haanstra

Eerder verscheen: