Categorieën
Columns

TALENTENJACHT

Er was een nieuw format voor een tv-programma bedacht,oké niet helemaal origineel, maar een nieuwe variant op een geheel uitgemolken formule. Nou ja, bijna geheel uitgemolken dan: die der talentenjacht, The Premier of Holland. Groots aangekondigd op de commerciële zenders, met veel bombastische toeters en bellen. Uit te zenden op prime time.

Maar uiteindelijk kwam het allemaal weer zo’n beetje op hetzelfde neer; dat is zo met formats. Op het podium werden de kandidaten onderworpen aan diverse (premierwaardige) uitdagingen. Een wervende verkiezingsrede, of overwinningstoespraak, een lastige persconferentie, een verhit parlementair vragenuurtje, en een casueel optreden bij een of ander zeikerig spelprogrammaatje op tv, waarbij de politicus zijn menselijke kant kon laten zien, alsmede hoe hij gevat overeind wist te blijven bij al dat onder de gordel gebeuren. Dit alles terwijl de jury op hun beroemde omdraaistoelen met de rug naar de kandidaten zaten. De jury bestond uit de leiders van vier politieke partijen, allen aangeduid met drie hoofdletters. Ze waren via een mistige selectieprocedure tot jurylid gebombardeerd. Daar was elk der juryleden blij mee, maar echt blij met elkaar waren ze niet. Toch was het aan hen om gelijktijdig met elkaar hun stoelen om te draaien voor de uitverkoren kandidaat. Unaniem, eenduidig. Maar het schoot niet erg op. Het programma draaide nu al maanden, maar nog nooit waren alle vier stoelen gelijktijdig omgedraaid. Er was al twee keer een nieuwe presentator van het programma gekomen, de één nog joliger dan de ander, maar het kijkerspubliek begon zich te vervelen, de kijkcijfers daalden, evenals de reclame-inkomsten.

Maarten van Rossem en Johan Remkes.

De zenderdirecteur dreigde het programma van prime time af te halen. Dat zou de doodsteek zijn voor het programma; een neergaande spiraal van minder kijkers, minder reclame, enzoverder. Kortom, er moest iets gebeuren. De programmaleiding, de jolige presentator en de zenderdirecteur staken de koppen bij elkaar. Als de Deus ex Machina van een gedroomde, populaire en vooral gezamenlijke kandidaat er niet kwam, dan maar geen Grootse Apotheose. Maar het programma moest wel volgens het format afgesloten worden. Als commerciële zender wil je geen gezichtsverlies en zeker geen klantenverlies lijden. “Zullen we Johan Remkes op het podium zetten”, luidde een suggestie van een programmamaker. Zijn authenticiteit werd geprezen, alsmede een zeker natuurlijk gezag. Maar hij was al te vaak ‘ingevlogen’, wel authentiek maar niet meer origineel. “Louis van Gaal”, riep de jolige presentator. Er volgden instemmende stemgeluiden. Inderdaad, de man had een natuurlijke, krachtdadige uitstraling, die van een sterke leider, en ook hij was volstrekt authentiek. Populair was ie ook nog eens, ondanks of juist dankzij z’n nukken. Maar de zenderdirecteur zette er een domper op: “Die is te oud, en hij heeft prostaatkanker”. Een van de oudere cameralieden vroeg zich af: “die Jan Peter Balkenende, die bestaat toch ook nog ergens?” Na een korte stilte volgde een aarzelend welwillend gemompel, jazeker, dat grappige mannetje, destijds veelal met Harry Potter vergeleken, was ook authentiek, en hij had zich in warrige tijden van politieke versplintering en op hol geslagen populisme kranig overeind weten te houden. Hij was ook van een partij met drie hoofdletters, maar niet van die der juryleden. Echter, politieke kleur was thans ondergeschikt, en als niet al te oude oudgediende was hij wel minister van staat. Maar een echte populaire knaller was het niet. “We moeten toch wat”, sprak de zenderdirecteur, “we kunnen deze JPB wel ontvoeren en als een meesterlijke vondst met veel bombast op het podium presenteren, hem scripten met een paar heerlijke teksten en pakkende oneliners, en de juryleden draaien alle vier hun stoelen naar hem om. Apotheose!“ De programmaleiding en de jolige presentator knikten instemmend.

Dolf Alberts