Categorieën
Poëzie

QUANDO VER VENIT MEUM

Nimmermeer. Er is geen weerkomst van een eens gemist getij. Iedre dag is als de vorige onherroepelijk voorbij.   

Altijd zullen lenten keeren, altijd zullen herfsten gaan. Tusschen ongeborenen en dooden flitst het veeg bestaan.   

En wat blijft den machteloozen tusschen straks en nu en toen? ‘t Onaanvaardbare te aanvaarden en het zwijgen ertoe doen.

J.C. Bloem (1887-1966)