Door J.Th.J. van den Berg op Parlement.com
De overheid moest aan het einde van de vorige eeuw grondig vernieuwd, maar pakte het ook allemaal goed uit?
In de loop van de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw bestond breed het gevoel dat de publieke besluitvorming bezig was vast te lopen. Voor een deel was dat een kwestie van het geïmporteerde oordeel (en vooroordeel!) dat de overheid niet langer de oplossing was maar zelf tot probleem was geworden.
Die import kwam uit de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Politieke leiders als Ronald Reagan en Margaret Thatcher waren er de luidruchtige woordvoerders van. Daar werden ideeën aan verbonden over hoe het allemaal beter kon, onder andere door de overheid te definiëren als een onderneming en methoden uit het bedrijfsleven over te nemen. Echt radicaal doorwerken in ons land deden zulke ideeën niet, maar de ‘besmetting’ ermee was groot genoeg om ook hier te denken dat alles anders moest.
Het werd een tijdperk van ‘deregulering’, minder regels dus; van verschuiving van overheid naar marktorganisaties (privatisering); van ‘verzelfstandiging’ en dus organisatie los van politieke verantwoordelijkheid. Plotseling werd trouwens ook decentralisatie populair en het geloof dat decentrale overheden het eigenlijk efficiënter konden. Voor een deel ging het om operaties die wel degelijk zinvol waren, omdat zij de (centrale) overheid konden ontlasten. Wat ontbrak was doordachte politieke regie; het ging er nogal chaotisch en modieus aan toe en daarmee ook weinig doelgericht. Er zat trouwens een addertje onder het gras: bij een aantal van deze operaties probeerde de centrale overheid de risico’s van mislukkingen bij anderen te deponeren.
Leest u verder via: https://www.parlement.com/column/202508/alles-moest-anders