Categorieën
Blik op Bolsward Bolsward Ethiek Geschiedenis Súdwest

Gemeentesecretaris Hendrik Haitsma van Bolsward in oorlogstijd (5, slot)

Behalve op een straatnaambordje in de wijk Zuid kom je de naam Hendrik Haitsma nauwelijks meer tegen in het oude stadje Bolsward, laat staan dat er nog over hem gesproken wordt. Na de oorlog, op 28 augustus 1947, is zijn naam vastgelegd in de naam van een relatief lange straat, vlakbij het Julianapark. En dan blijft het stil. Ik schreef over deze straatnaam in het boek ‘Bolsward in Namen’ en over zijn arrestatie en deportatie in ‘Bolsward in Oorlogstijd’. Wellicht goed om hier, op basis van archiefonderzoek, andere schriftelijke bronnen en mondelinge informatie, verder in te gaan op het duiden van de man, zijn leven, gemeentelijk werk en maatschappelijke activiteiten. En eindigend met de fatale afloop die zijn beroep als gemeentesecretaris van Bolsward met zich mee bracht: van bakkerszoon uit Arum, via ambtenaar in Bolsward, tot zijn triest levenseinde in het Duitse concentratiekamp Siegburg.

Dit jaar 77 jaar geleden.

Deportatie en levenseinde

Agent Schoonbeek kreeg de opdracht van Lammers om Arjan Slippens per auto over te brengen naar de gevangenis in Leeuwarden. In Sneek stopte Schoonbeek en zei tegen Slippens: je kunt nu vluchten, doe dat nu. Slippens durfde echter niet. Ook hij kwam vervolgens terecht in de Duitse veroordelingsmachine.

In Leeuwarden ontmoette Haitsma collega Atze Oosterhof van Witmarsum, evenals enkele andere ambtenaren uit Wonseradeel ook opgepakt. De mannen deelden hun ervaringen uit. Haitsma gaf aan dat hij, hoewel fel anti-Duits, geen deel had genomen aan het vervalsen van stamkaarten, maar er wel weet van had. Ook in een schriftelijk verslag van Oosterhof, opgesteld in 1980, wordt dat gememoreerd.

Half mei 1944 werden de gevangen ambtenaren overgebracht naar Kamp Amersfoort. Opvallend: dochter Janny Haitsma, voorzichtig actief in het Bolswarder verzet, zal die treinreis van Leeuwarden naar Amersfoort meemaken. Zoals ze, als enige, ook dikwijls naar Leeuwarden reisde om haar vader te bezoeken. Wanneer vader Haitsma na enige tijd in Duitsland belandt, onderhoudt zij een intensief briefcontact met hem.

Wegens zijn maagproblemen kreeg Haitsma in Amersfoort, zoals ook later in Duitsland, zo mogelijk aangepaste voeding. Zijn gezondheid bleef langzaam achteruit gaan.

In een van zijn bewaard gebleven brieven schrijft Hendrik Haitsma het volgende: ‘Ik maak het door God’s goedheid lichamelijk en geestelijk goed. Wat dit betekent, kan alleen hij beoordelen, die weet, wat het leven in een concentratiekamp is. Men mag God danken als men ‘s avonds z’n hoofd neerlegt en de dag zonder persoonlijke moeilijkheden voorbij is gegaan; wat tot dusver het geval is… Het middageten is hier slecht, meermalen niet eetbaar…. Het is alleen maar om de mensen te plagen en te sarren…. Wat wij hier zoal meemaken hoop ik later wel te vertellen. Het vervult ons vaak met groote afkeer en haat wordt hier gekweekt. Siddering gaat meermalen door de gelederen….’

Op 19 juni 1944 worden alle betrokken ambtenaren overgebracht naar de Duitse Rechtbank aan de Hamburgerstraat in Utrecht en daar voorgeleid. De Duitse aanklager eiste, tot opluchting van de hele groep, ‘slechts’ vrijheidsstraffen. Er werd gevreesd voor de doodstraf. Ze moesten in een wachtkamer even wachten op de uitspraak en Hendrik Haitsma sprak tot zijn collega’s een dankgebed uit, omdat er geen doodstraffen werden geëist.

Henk kreeg drie jaar tuchthuis, Sandstra vijf jaar. Omdat er in Nederland geen ‘tuchthuizen’ waren, werden ze per trein overgebracht naar eerst Kleef, in Duitsland, en toen naar kamp Siegburg, nabij Keulen.

De behandeling was, aldus Hendrik in een brief, in Siegburg redelijk, maar de omstandigheden werden steeds slechter: voedsel werd schaarser, kou was intens, besmettelijke ziekten onder medegevangenen en veel ongedierte, vooral ratten en vlooien, die hem uiteindelijk fataal werden.

Zijn maagproblemen speelden steeds meer op. Aangepaste voeding werd nauwelijks meer verschaft. In een rapport over zijn gezondheidstoestand staat dat Haitsma slechts licht binnenwerk mocht doen en ook dat hij ‘hartproblemen’ had. In de praktijk betekende dat alles dat Haitsma steeds meer vermagerde en dat zijn weerstand verder achteruit ging. In de bewaard gebleven brieven stelde Hendrik zijn fysieke conditie veel rooskleuriger voor dan die in werkelijkheid was.

Riemke Deinum en Hendrik Haitsma. © Collectie familie Haitsma

Vooral Riem, zijn vrouw, wilde hij niet verontrusten. Dan maakt hij, omzichtig, melding van een gevaarlijke ziekte, vlektyfus. Deze ziekte wordt overgebracht door vlooien, met name die leven op besmette ratten. In een brief schrijft hij: ‘…. alleen heb ik veel hinder van gezwellen…’. En: ‘… die niet genezen en sterk uitbreiden…’. In Siegburg alleen al zullen rond de 400 gevangenen aan deze ziekte overlijden. Naast zijn geconstateerde hartproblemen, ook niet los te zien van tyfus, kreeg hij nog hersenvliesontsteking erbij.

Gevangenen kregen toestemming om eens in de vier maanden een brief naar huis te schrijven. De laatste brief die Hendrik Haitsma vanuit het tuchthuis schreef, dateerde van 30 maart 1945. Daarin schrijft hij over zijn schoonmoeder: ‘… mocht ik haar niet wederzien op deez’ aarde, dan bid ik haar een ruime ingang in de Hemel toe…’. En daarna schrijft hij nog over de gezwellen die zijn lichaam teisteren ‘en niet genezen en sterk uitbreiden.’

En daarna blijft het stil.

Op 10 april 1945 bevrijden de Amerikanen Siegburg.

Jan Willem Arends, een kleinzoon van Hendrik Haitsma, maakt me attent op een brief in het personeelsdossier van de voormalige gemeente Bolsward. Daarin schrijft ene F.L. Koekkoek, een afgestudeerd arts en als gedetineerde werkzaam als ziekenverzorger in kamp Siegburg, het volgende, een citaat van Hendrik: ‘… nu ik toch niet levend terugkeer… Laat mijn vrouw weten dat ik tot het laatst toe vertrouwd heb op God en dat ik daardoor nooit laf ben geweest. Hij heeft mij kracht gegeven en zal het ook Haar geven….’.

Na een kort gesprek met Koekkoek raakt Hendrik Haitsma, die merkwaardige en rechtlijnige gemeentesecretaris van het Friese Bolsward, buiten bewustzijn.

Hij overlijdt op 25 april in de Duitse tuchtgevangenis in Siegburg. De familie wordt daarvan op de hoogte gesteld door ds. Polman.

Het stoffelijk overschot van Hendrik is uiteindelijk (herbegraven) ter aarde besteld op een begraafplaats in het Duitse Düsseldorf. Een poging van het gemeentebestuur van Bolsward om op haar kosten het lichaam over te laten brengen naar de Algemene Begraafplaats in Bolsward, kon, wegens precedentwerking, niet doorgaan.

Riemke Haitsma-Deinum (1898-1991), de vrouw van Hendrik, die zich maar moeilijk liet doorgronden, is begraven op het kerkhof in Witmarsum.

Ver weg van haar Henk.

© Willem Haanstra
Bolsward, maart 2022

===========================================================

Voor dit artikel maakte ik gebruik van het (personeels)archief van de voormalige gemeente Bolsward, dagboekaantekeningen van hoofdagent Arjen van der Hauw, het archief van de Vereniging Friesland 1940-1945,  het NIOD, het boek ‘Bolsward in Oorlogstijd’ (Willem Haanstra), een rapport van agent 2e klasse J. Schoonbeek en van schriftelijke informatie van Jan Willem Arends (nazaat van Haitsma), Arjan Slippens (ambtenaar en ook gedeporteerd) en Atze Oosterhof (oud-gemeentesecretaris en oud-burgemeester van Wonseradeel).

Hendrik Andela werkte tijdens de oorlog op Bolswarder stadhuis.  © Collectie Tonnie Siemonsma

Mondelinge informatie kreeg ik van H.A.M. (Henk) Andela (1912-1999, volontair-ambtenaar tijdens de oorlogsjaren bij de gemeente Bolsward), Anne Vos (1923, werkzaam op het distributiekantoor in de Kerkstraat), Willem van der Zee (1924-2015, zoon van ambtenaar Ulrik van der Zee), mevr. Hendriks, Rinse Stellingwerf (1919-2010), ondercommandant verzetsgroep Bolsward en Marten Conradi (1914-1999), vooraanstaand lid van verzetsgroep Bolsward.

De eerder vier gepubliceerde delen staan hieronder: