Het World Happiness Report is een jaarlijkse uitgave van de Verenigde Naties. Bij dit soort ‘geluksonderzoeken’ wordt mensen soms rechtstreeks gevraagd hoe gelukkig ze zijn, bijvoorbeeld door een cijfer aan hun welbevinden toe te kennen. In dit rapport wordt die vraag niet gesteld, maar worden per land min of meer objectieve maatstaven gebruikt. Het inkomen per hoofd bijvoorbeeld, maar ook zaken als het aantal jaren dat je in gezondheid leeft, de mate van corruptie en de vrijheid om eigen keuzes te maken.
Wat bij dergelijke onderzoeken altijd weer opvalt, is de hoge plaats in de rangorde die een aantal kleine Europese landen inneemt. In de ‘ranking’ voor 2015-2017 staat Finland bovenaan. Verder staan Noorwegen, Denemarken, Nederland en Oostenrijk in de top-tien. Grote en rijke landen als de Verenigde Staten (VS) en het Verenigd Koninkrijk (VK) komen niet verder dan respectievelijk de 18de en 19de plaats. Ook onderzoeken die — al dan niet mede — naar het zelf ervaren geluksniveau vragen, komen uit bij min of meer dezelfde rangorde.
Een element dat in het World Happiness Report ontbreekt, is de inkomensverdeling. Toch hebben zaken als de vrijheid eigen keuzes te maken, corruptie en levensverwachting met het inkomen en dus met de inkomensverdeling te maken. Sommige andere onderzoeken laten de inkomensverdeling wel meewegen. Alles wijst er dan op dat mensen grote waarde hechten aan hun relatieve plaats in de inkomensverdeling. Toenemende inkomensverschillen kunnen gemakkelijk tot een geringer gevoel van welbevinden leiden.
Een veel gebruikte maatstaf om de inkomensverschillen te meten is de Gini-index, genoemd naar de Italiaans econoom Corrado Gini. Deze index is 0 als iedereen hetzelfde verdient en 100 als één persoon al het inkomen opstrijkt. Dus: hoe hoger de Gini-index, hoe ongelijker de inkomens zijn verdeeld. Opvallend is dan dat de eerder genoemde kleine Europese landen allemaal een relatief gelijkmatige inkomensverdeling kennen. Hun Gini-index ligt rond de 25. De index voor het VK ligt al een stuk hoger, op 32, en die voor de VS zelfs op 47.
Even opvallend is het dat de genoemde kleine Europese landen een type economie hebben die wel als het Rijnlandse model wordt aangeduid: het zijn weliswaar kapitalistische economieën, maar de overheid heeft een stevige vinger in de pap. Dat blijkt onder andere uit het bestaan van een redelijk tot goed sociaal vangnet. In Nederland bijvoorbeeld wordt de inkomensongelijkheid vooral door het bestaan van het socialezekerheidssysteem ruwweg gehalveerd. Alles bij elkaar genomen is er veel voor te zeggen het Rijnlandse model te koesteren en weg te blijven van het soort rauwe kapitalisme zoals de VS die kennen.
dr. Gerrit Gorter