Categorieën
Columns Niet gecategoriseerd

COLUMN: BLEKE BLOEDZOEKERS

Ze zagen er vreemd uit en niemand wist waar ze plots vandaan kwamen. Ze hadden spierwit haar, ook hun wenkbrauwen en wimpers, een bijna gelijke huidskleur, zwart omrande flets blauwe ogen en rare tanden. Zielloos dwaalden ze door de straten. Ze zouden deerniswekkend zijn als ze niet zo eng waren. Daarover was vrijwel iedereen, op een paar gothics na, het wel eens.

Of ze nou op Schiphol geland waren, of bij Lopik het land binnen kwamen, zelfs het landsbestuur wist er geen zinnig woord over te zeggen. Het landsbestuur werd sowieso al enige tijd op weinig zinnige woorden betrapt. Maar de autoriteiten konden moeilijk ontkennen dat hun aantallen gestaag toenamen, en dat zij van hogerhand daar geen enkele grip op hadden. Wat ze kwamen doen was ook niet duidelijk. Althans, in het begin niet. Het waren geen asielzoekers, en ook geen gelukzoekers, op de vlucht voor armoede, honger, of uitzichtloosheid. Ze meldden zich niet aan in Ter Apel. Maar het waren wel zoekers.

De politiek leider van ’s lands grootste partij, die zelf verdacht veel leek op de vreemde indringers, sprak wijze woorden: “Het moet toch niet gekker worden in dit land!” Zijn woorden losten echter niets op. Het strengste asielbeleid ooit haalde eveneens niets uit. Geen zier. En de verscherpte grensbewaking bleek toch niet zo scherp. Het leek wel alsof ze uit de grond kwamen kruipen, die enge, zwalkende, bleke wezens.

Gaandeweg, blijkbaar toen zij zich in getal sterk genoeg voelden, werd op gruwelijke wijze duidelijk wat zij wel waren: geen uitvreters maar opvreters. Zoals de titel van dit verhaaltje al enigszins verraadt: het waren albino zombies. Die hadden ze in Hollywood nog niet uitgevonden. De werkelijkheid gaat de fantasie altijd te boven. Het startsein werd gegeven in lijnbus 23 van de HTM in Den Haag. Er stapte een partij van die albino’s in, en binnen de kortste keren was het daar een gruwelijk bloedbad. De bus kwam tot stilstand tegen een lantaarnpaal op het Colijnplein. Behalve de albino’s kwam er niemand levend uit; hun bloed besmeurde muilen contrasteerden levendig met hun witte huid en haar.

De angst onder de Hagenezen sloeg terstond wild om zich heen. Met dank aan de sociale media zette de paniek zich al rap door naar geheel ’s lands bevolking. En met reden. De albino’s, in de volksmond al snel bloedzoekers genoemd, gingen dag en nacht tekeer. Rust hadden ze blijkbaar niet nodig. Ze maakten geen onderscheid naar allochtoon of autochtoon, naar gender, huidskleur, politieke- of geloofsovertuiging noch leeftijd. Alles wat bewoog, wekte hun vraatzucht op. Geen mens durfde zich meer op straat te vertonen. Het was nog erger dan die vermaledijde Corona. Men trok zich terug in de eigen woning, vergrendelde de deuren en menigeen timmerde zijn ramen dicht. Toen bleken de supermarkten ineens ver weg, en de bezorgingsdiensten reden niet meer. Daar hielpen de van staatswege voorgeschreven 24-uurs noodpakketten en die paar tientjes contant geld niet tegen.

In het aardbevingsgebied van Groningen konden ze een besmuikt grijnzen nauwelijks onderdrukken om die toestand in de Randstad, totdat die bleke wezens ook de Ommelanden bereikten. Er waren mensen die in blinde paniek pardoes met hun auto het Noord-Willemskanaal inreden. Overal in het land was het plegen van zelfmoord ineens erg in zwang. Het nieuws reisde snel over de wereld en leidde tot een globale angstgolf. De WHO gaf een wereldwijde waarschuwing af. Reizen van en naar het lage landje aan de zee werd overal verboden. De NaPo’s (Nationaal Populisten) kregen hun zin: er werd een hek om ons land gezet, maar wel vanaf de andere kant, door de buurlanden. Er werd rijkelijk gespeculeerd waarom juist dat kleine landje werd overvallen door deze waanzinnige plaag van albino zombies. Er waren lieden die beweerden dat ze een voorkeur hadden voor vlees dat smaakte naar verwende ontevredenheid.

De zittende regering, die zich teruggetrokken had in een dichtgetimmerd Catshuis, kwam tot het besef dat er een noodsituatie aan de hand was van ongekende proportie, die geen vooruitschuiven verdroeg, maar een onmiddellijk en daadkrachtig optreden. Dat vereiste ineens een fundamenteel andere mentale instelling. Het toeval wilde dat (onzin natuurlijk, een contradictie: toeval heeft geen wil, dat is nou juist eigen aan toeval; voorbeschikking heeft wellicht een wil, vooral voor aanhangers van de kreet: “toeval bestaat niet”. Nou, toevallig wel! Maar we raken nu een beetje bezijden de verhaallijn.) Toevallig, nee, niet geheel toevallig, was er in de Hofstad een enorme politie- en legermacht op de been, zoals nog nooit eerder vertoond, met tanks en pantserwagens in de straten, sluipschutters op de daken. Wegafzettingen aan alle kanten. Er werd namelijk een grote vergadering verwacht van een transatlantische militaire verdragsorganisatie met tal van prominente wereldleiders.

Het krachtdadig besluit van de regering was: alles en iedereen zonder enige terughoudendheid schieten op alles en iedereen met wit haar. De politiek leider van ’s lands grootste partij, scheet bijkans in zijn broek van angst. Hier was zijn jarenlange lijfwacht niet op berekend. En over jarenlang gesproken, het leek wel of leger en politie even zo lang op dit ongeremde bevel hadden gewacht. Er brak een schietend geweld uit zoals het landje zelfs in de Tweede Wereldoorlog niet had gezien. Duizenden bommen en granaten. Ook de F-35’s stegen op van Leeuwarden en Volkel en lieten hun vernietigende ladingen los boven de Randstad. Eenmaal begonnen, wisten ze van geen ophouden, tot alles in puin lag, als een Gaza aan de Noordzee. De wereld was blij.

Dolf Alberts