Onder het raam, in de aarde, die sporen
die me dierbaar zijn.
Toen hij kwam, wie zond hem weg? Ik zond hem weg;
het deed geen pijn.
Het deed geen pijn; maar iets is verdwenen
of dood in mij.
Mijn gedachten staan, als soldaten gehoorzaam,
in rechte rij.
Op een nacht valt de sneeuw, maakt de aarde wit, maakt de aarde rein.
De randen van mijn ogen doen pijn;
het komt door de slaap, het komt door de sneeuw, het komt door die sporen die niet te vinden meer zijn.
Gabrielle Demedts (1909-2002)