Categorieën
Boeken Cultuur Geschiedenis Literatuur Mondiaal Overpeinzingen uit Koudum Sociaal

BIJZONDER REISVERSLAG VAN EEN KOUDUMER HUISARTS/SCHEEPSARTS UIT 1905 (2)

In het eerste deel van dit artikel vertelde ik hoe dokter Lykle de Jong uit Koudum een zeereis van drie maanden met het stoomschip Prins Willem IV beschreef, van Amsterdam via Suriname, Curaçao, Venezuela en Haïti naar New York. Hij maakte de reis in 1905 en publiceerde het verslag in 1908 in het boekje Brieven uit den Vreemde. Ik eindigde het eerste deel met: “Via de Bahama’s stoomt het schip in vijf dagen op naar New York, waar het 7 oktober arriveert.” 

Ansichtkaart Brooklyn Bridge 1905.

De Jong schrijft behoorlijk lovend over New York, hij weet nauwelijks wat hij zal beschrijven, want: “overal is het interessant, up to date en practisch.” Zo roemt hij kerken in New York, Broadway (“wat de Kalverstraat is voor Amsterdam”), de Brooklynbridge, de standbeelden, de restaurants en uitgaansgelegenheden, de hygiëne van de stad of “de handigheid van een Amerikaansch tandentrekker […] die u gaarne voor een halven dollar of misschien minder, van uw slechte kies bevrijdt op een manier, die respect afdwingt en waar menig medicus in Holland nog een lesje bij kan nemen.”

Minder vindt De Jong de kerkhoven in New York, die zijn te modern: “Een kerkhof moet oud zijn en lommerrijk om den meesten indruk te maken”. De prijzen voor een hotelovernachting vindt hij “wel een beetje afschrikwekkend”, maar hij brengt de nachten aan boord door. Eveneens afschrikwekkend is de Morgue, het lijkenhuis waar de “zelfmoordenaar, verhongerden, verdronkenen, gevonden in min of meer verrotten toestand” een bergplaats vinden.

Dekaanzicht met salon 1e klasse van ss Prins Willem IV, van de website Stichting Maritiem Historische Data.

In het verslag van dokter de Jong is het onduidelijk hoelang de Prins Willem IV in New York is gebleven. De Jong doet het voorkomen of het schip van New York naar Le Havre is gevaren, waar het 24 november aankomt, maar het heeft op de terugreis de vaste, omgekeerde route gevaren. De krant Het Vaderland meldt op 14 oktober dan ook dat de Prins Willem IV op 12 oktober New York heeft verlaten voor een reis naar West-Indië. Diezelfde krant van 27 november meldt dat het schip op 24 november vanuit Paramaribo in Le Havre is gearriveerd. Op 27 november is ss. Prins Willem IV terug in Amsterdam. Aansluitend zal dokter Lykle de Jong naar Koudum zijn gereisd om zijn taken als huisarts weer op zich te nemen.

Er zijn nog een paar opvallende zaken aan het boekje. Een tikje merkwaardig zijn de plaatjes. Het zijn foto’s die de auteur dankt “aan de welwillendheid van mijn’ geachten collega dr. P. de Jager te Ternaard”, zo schrijft De Jong in een voorwoord van zijn boekje. De Jager is blijkbaar niet in New York geweest en de auteur heeft denkelijk ook geen zeggenschap gehad over de plek waar de foto’s in het boekje kwamen. Foto’s van Curaçao staan in het hoofdstuk over Haïti en in het hoofdstuk van New York, waar ook foto’s van Venezuela staan.

Affiche van de Koninklijke West-Indische Maildienst met daarop de route, Gemeentearchief Amsterdam.

Aardig, en voor 1905 ook wel opmerkelijk, is dat De Jong zich niet schuldig wil maken aan genderongelijkheid. Als het schip op de terugweg de Franse kust nadert, mijmert hij over “het meest beminnelijke sympathieke land van Europa, land van Victor Hugo, Lamartine, Dumas, Jules Vernes, Edm. De Rostand, Zola, Pasteur, Flammarion, Dreyfus en zoveel andren […].” Hij gaat verder met wat geschiedenis van Frankrijk en roept zichzelf een bladzijde verder tot de orde: “Noemde ik u zooeven een paar namen van eminente mannen op verschillend gebied, de billijkheid en beleefdheid eischen ook een paar vrouwen, al kan het mijne bedoeling natuurlijk niet zijn u vele de revue te laten passeeren. Toch herinnert ge u zeker met mij Mad. de Sevigné, Mad. de Maintenon, Mad. de Staël, Mad. du Barry en vele meer of minder ongelukkige koninginnen.”

Hij gaat nog een bladzij door over echtgenotes van beroemde Franse schrijvers of politici en heeft het over een Franse schilderes en een Franse zangeres, voordat hij tot de beschrijving van Le Havre overgaat. Het lijkt wel of hij ineens beseft dat onder degenen die zijn verslag zullen lezen ook zijn vrouw en haar vriendinnen zijn. Zij zouden hem mogelijk kunnen bekritiseren over het feit dat hij het voornamelijk over mannen heeft gehad, als hij over belangrijke personen schrijft.

Foto uit 1885 met v.l.n.r. Sjoukje Bokma-de Boer, Pieter Jelles Troelstra, Clara van Loon en Lykle de Jong. Afbeelding afkomstig uit Nynke fan Hichtum, door Aukje Holtrop.

In zijn studententijd was Lykle de Jong bevriend met de Friese dichter en latere politicus Pieter Jelles Troelstra. Troelstra verloofde zich in 1885 met Sjoukje Bokma de Boer (schrijversnaam: Nynke fan Hichtum) en dat was een goede vriendin van Clara van Loon. Met deze dochter van de bekende liberale politicus Jacobus van Loon (1821-1903) trouwde Lykle de Jong in 1889. Van Loon was jarenlang lid was van de Gedeputeerde Staten van Friesland. Ook was hij jarenlang voorzitter van het Frysk Selskip dat hij in 1844 mede oprichtte.

Zeker in zijn studententijd verkeerde Lykle de Jong dus in een tamelijk liberaal-progressief gezelschap en hij zal enkele denkbeelden van die kringen overgenomen hebben. Als hij in het begin van zijn verslag over de oorlogen van Napoleon schrijft, vervolgt hij met een lijst vragen die bij hem opkomen en die ruim honderd jaar later – in modernere bewoordingen – nog steeds gesteld kunnen worden:

“Want welk ontwikkeld mensch, wien het gevoel nog niet is ontnomen door aardsche teleurstelling of verbittering, siddert niet bij de gedachte aan oorlog? […] Zijn het kruit, dynamiet en de electriciteit uitgevonden om de bloem der burgerij, de hoop van het vaderland in eens weg te maaien en onschadelijk te maken? Zijn dat de gevolgen van den christelijken godsdienst? Is dat hoog zedelijk? Is dat den hulpbehoevenden steunen, den gevallene de hand te reiken? Is het niet een paskwil, een slag in het gezicht der hoogere beschaving? En van den godsdienst?”

Dichtbundel Verzen van Willem Kloos uit 1894, met daarin het gedicht ‘Zee’ waar De Jong naar verwijst.

Het zijn min of meer retorische vragen waar L. de Jong, Arts te Koudum, niet direct antwoord op geeft. Hij gaat dit stukje dan ook poëtisch verder met: “De zee geeft geen antwoord op mijne menschelijke vragen doch zingt haar weemoedig lied en klotst voort in eindelooze deining, zooals Kloos heeft gezongen. Ik zelf zing zonder zangen mee en dommel in op de zacht-schommelden beweging van het schip, droomenden van het vaderland.”

© Jelle van der Meulen

Eerder verscheen: