Categorieën
Cultuur Súdwest Verhalen

ERIC HOEKSTRA IN 2008: REIS NAAR CORNWERT

Op Liwwadders.nl staat een bijdrage, een column, van Eric Hoekstra over zijn reis naar Cornwert uit 2008. (De tekst wordt hier volledig weergegeven, de gehanteerde plaatsnaam Cornwert blijft gehandhaafd, red. WD)

Door Eric Hoekstra

Een dagje op het Friese platteland. We paused before a House that seemed. A Swelling of the Ground. The Roof was scarcely visible. The Cornice in the Ground.

‘Ik zou aan Friesland genoeg hebben als men daar wat mannelijker was’

Ik was gevraagd om een vertaling te maken en voor te lezen, van de Engelse dichteres Emily Dickinson, wier poëzie allerlei verkapte erotiek bevat zonder dat iemand het door heeft. Echt wat voor mij dus, alleen bij mij heeft iedereen het door.

Een ‘cornice’ is trouwens een dakrand, hoewel het woord ook associaties met ‘hoorn’ oproept.

Op uitnodiging van het Obe Postma Selskip, waar ik nog nooit van had gehoord. Ik moest direct denken aan de Da Vinci-code, de ridders van de ronde tafel. de heren van de rode lichten en allerlei andere illustere gezelschappen. Maar het bleek een respectabele club te zijn, en bij de tijd ook, want op internet (www.obepostma.nl).

Het grote gebeuren was gepland op zondagmiddag in Cornwert. Cornwert? Ik opzoeken. Grutjes! (Vanwege het nieuwe wetsartikel Kwetsen Van Gelovigen van Hirsch Ballen is de oorspronkelijke vloek verwijderd – red.). In the middle of nowhere.

Op de OV-reisplanner zocht ik Leeuwarden-Cornwert op en mijn computer crashte. Ik zweer dat ik mijn harde schijf hoorde lachen.

Dan maar met de fiets op de trein naar Harlingen en vandaar met de kaart en het Fries-Nederlands woordenboek in de hand op pad naar Cornwert. Om de inboorlingen gunstig te stemmen had ik kralen, spiegeltjes en fotos van de Oldehove meegenomen.

Het begin viel mee! Vanuit Harlingen leidde een fietspad mij richting Kimswerd. Opeens verdween echter het fietspad en de weg werd onverhard. In plaats van auto’s zag ik enkel maar koeien en paard-en-wagens! De bewoners bewogen zich op stukjes boomstam voort en spraken een onverstaanbaar dialect. Het gekste was: ze zagen er tevreden uit.

Ik was namelijk de gemeentegrens gepasseerd en in Wûnseradiel beland – een plattelandsgemeente die heringedeeld gaat worden en binnenkort deel van de beschaafde wereld zal uitmaken. De wegen zullen verhard worden! Mensen zullen leren schrijven! En die blik van tevredenheid vegen we wel van jullie gezichten af!

Ik fietste verder en passeerde een tuinbouwbedrijf. Trots presenteerde men op een groot bord de slogan: GROENTE VAN JOCHEM DE BOER – ALTIJD LEKKER EN VERS. Dat kan beter, dacht ik: GEEN GEOUWEHOER – GROENTE VAN JOCHEM DE BOER! Zo, Jochem, maak je voor deze gratis reclame even geld naar mijn gironummer over?

Tenslotte kwam ik aan bij Cornwert, een pittoresk terpdorp waarvan het aantal huizen op 2 handen te tellen is, gegroepeerd rondom een piepklein kerkje. De terp leek uit de verte een zwelling van de grond, gepenetreerd door de spits van de kerktoren. Ik begroette er enkele collega-literatoren, die in hun jeeps de tocht hadden overleefd.

Samen met het bestuur van het Obe Postma Gezelschap legden we bloemen op het graf van Fryslâns beroemdste dichter. Er werd een eresaluut afgeschoten, de vlag werd gehesen, en het Fries volkslied werd gezongen – in elk geval in mijn verbeelding, die vaak de werkelijkheid beter weergeeft dan een slechts feitelijk verslag.

Toen de kerk in. En ik moet zeggen: dit zou wel eens de gezelligste kerk van Friesland kunnen zijn. Prachtig onderhouden, ongelooflijk knus: ik schat dat er maximaal 50 mensen in kunnen. Mocht ik christelijk worden, dan zou ik graag in Cornwert mijn wijding tot Bisschop van Liwwadders ontvangen.

En de WC’s mochten er ook zijn. Ze hadden een design wastafel geïnstalleerd in de vorm van een schaal boven het tafelblad. Daarboven verhief zich een kraan met een handle. Ik bewoog de handle naar voren, naar achteren, maar er gebeurde niets.

‘Het zal toch niet voor de show zijn’, dacht ik ontsteld terwijl ik naar mijn onwelriekende handen keek. Had ik eerst naar buiten moeten gaan om uit de dorpspomp een emmer water te tappen? Wanhopig bewoog ik de handle wederom naar voren en naar achteren, maar het reinigende water kwam niet.

‘Mij wordt de zegen onthouden’, mompelde ik teleurgesteld, en veegde mijn handen en mijn ‘cornice’ schoon aan het – gelukkig – aanwezige toiletpapier, nadat ik ze eerst met Water van Keulen besprenkeld had.

Binnen begroette ik de creme de la creme van de Friese intelligentsia. Iedereen die wat is in Friesland, of erbuiten, ze hadden allemaal hun leven op het spel gezet om naar Cornwert te komen: Albertina Soepboer, Abe de Vries, Atze Bosch, Klaas Bruinsma, Geert van der Meer, Hylkje de Jong. ‘Wat ruik je lekker’, zeiden ze.

Brekende nieuwtjes: Van Geert van de Meer komt een vertaling van Milton’s ‘Paradise Lost’ uit bij de AFUK; van Klaas Bruinsma komen de ‘Metamorphosen’ van Ovidius uit bij Bornmeer. (Mijn gironummer is op die uitgeverijen bekend.) En niet te vergeten: er wordt bij ELF gewerkt aan de digitalisering van Bruinsma zijn vertalingen van ‘Marieke van Nimwegen’ en ‘Elckerlyk’.

Een vlugge telling wees uit dat er zo’n 40 mensen aanwezig waren, wat opmerkelijk veel is. Na voordrachten en lezingen, o.a. van een dokter die dia’s van Amherst toonde (Emilys woonplaats), was er ook nog wijn. De kerk werd verwarmd door een ouderwetse potkachel, waar wij ons kleumerig om heen groepeerden.

Mijn eigen voordracht was trouwens ijzersterk. Tineke Steenmeijer gaf me het compliment dat ik net zo voorlas als Obe Postma zelf. Niet dat ik daardoor naast mijn schoenen ging lopen, want dat doe ik toch al. Maar toch. Het bracht me op het idee dat ik een poëzie-show zou kunnen samenstellen, waarbij ik poëzie van anderen voorlees en op humoristische wijze aan elkaar praat.

Ook bleek het bestuur ontvankelijk voor mijn suggestie (lees: wild plan) om alle gedichten van Obe Postma in het Nederlands te vertalen. Ik kan nooit tevredener zijn dan wanneer een van mijn talloze plannen in goede aarde valt. Het vertalen van poëzie is wonderschoon werk.

Het honorarium mocht er ook wezen. Toen ik met bevende vingers de envelop open maakte, bleek er geen boekenbon in te zin (wat meestal het geval is als het om Friese honoraria gaat) maar Echt Geld!

Omdat ik was blijven hangen tot alle worst en kaas op was, en geen rijke vrouw mij tot haar bed had gemaand, moest ik de terugtocht op mijn velocipede bij donker aanvaarden. Tweesprongen zijn in Wûnseradiel onverlicht. Dit onderstreept nog eens de noodzaak van een gemeentelijk herindeling, opdat ook gemeenten als Wûnseradiel het genoegen van verlichte richtingaanwijzers kunnen smaken.

Ik kon bij het licht van de ondergaande zon maar amper ontcijferen wat er op de door de ANWB gedoneerde borden stond. Eenmaal moest ik zelfs in de paal klimmen om bij het licht van mijn aansteker de tekst te ontcijferen. Dit was enigszins beschamend toen er juist een auto voorbij kwam.

Op de smalle wegen waren de tegenliggers (auto’s met groot licht) evenzovele aanslagen op mijn leven, – dat ik slechts redde door remmend de berm in te schieten en zo voor de Dood stil te staan. Helaas ontbeerde ik een jachtgeweer. Anders had ik graag mijn bijdrage aan de oplossing van het fileprobleem geleverd.

Het station! De trein Harlingen-Leeuwarden! Eindelijk weer deel van deze regio die zichzelf in de vaart der volkeren wil opstoten, maar zichzelf niet durft te zijn. Om met Obe Postma te spreken: ik zou aan Friesland genoeg hebben als men daar wat mannelijker was.

Eric Hoekstra, brengt de beschaving te Cornwert en te Leeuwarden.

U kunt ook raadplegen: https://www.liwwadders.nl/ik-zou-aan-friesland-genoeg-hebben-als-men-daar-wat-mannelijker-was/