Door Bert van den Braak
Over hoge defensieuitgaven bestond al eerder veel consensus.
Deze week werden belangrijke besluiten genomen over de toekomstige uitgaven voor defensie1). Debat daarover is bepaald niet nieuw. Het speelde vanaf de jaren vijftig, waarbij lange tijd brede consensus bestond over noodzaak ervan; alleen de communisten verzetten zich. Uiteindelijk was er nu ook slechts verzet vanuit de linker- en rechterflanken. In sommige opzichten was er sprake van een herhaling van zetten.
De Tweede Wereldoorlog betekende het einde van de (neutrale) zelfstandigheid als het ging om internationale veiligheid. In de strijd tegen Nazi-Duitsland verbond ons land zich met andere landen en die samenwerking werd na 1945 voortgezet. Nederland trad in 1948 toe tot het Pact van Brussel (Westerse Unie) en in 1949 tot de NAVO. Aan beide organisaties namen ook de Verenigde Staten deel. De uitgaven voor defensie moesten drastisch omhoog. Dat zorgde voor een zware financiële last voor het in (weder)opbouw zijnde land. Een fikse Nederlandse bijdrage was voor de VS voorwaarde voor steunverlening via een militair hulpprogramma.2)
Pas begin 1951 slaagde het kabinet een heldere koers uit te zetten, na druk uit de eigen militaire top en vanuit de VS en NAVO. Er kwam voor vier jaar een jaarlijkse budget van 1,5 miljard gulden; een half miljard meer dan waarop het kabinet had ingezet. De bereidheid tot die bijdrage was overigens bevorderd door de in 1950 uitgebroken Korea-oorlog.
Leest u verder via: https://www.parlement.com/id/vmo7eejb6hpb/onomstreden_defensie_uitgaven