Categorieën
Columns

WOORDZOEKER

Mijn geest zweefde over de wateren. Over bos en beemd, over velden en landerijen, over heuvels, bergen en langs dijken. Over gehuchten, dorpen en steden. Over woestijnen en sneeuwvlaktes. Naarstig speurend, op zoek naar Het Woord. Maar nergens een levend woord te bekennen. Hielden zij zich verborgen in onderaardse gangen, in grotten en spelonken? Waren ze ondergedoken onder de waterspiegel van zee en oceaan? Hielden ze zich schuil onder het dikke bladerdak van jungle en oerwoud? Nog nooit had ik naar woorden hoeven zoeken.

Ooit was de mensheid zo rijk gezegend met het woord. Van voluptueus, soms opgezwollen, tot graatmager. Van licht tingelend tot diep grommend. Woorden in kuddes, roedels en scholen, in een fijnzinnig verhalende samenwerking. Wolken van woorden dansend in de lucht, als spreeuwen in de vlucht. Woorden, zich klapwiekend verheffend uit de pagina’s van dichtbundels. Maar soms ook als een zwerm krassende kraaien, in een felle polemiek.

Ja, ze waren er in soorten en maten, mooi en lelijk, lief en venijnig, betekenisvol, maar soms ook hol. Versleten woorden, zoals containerbegrip, dat zelf een containerbegrip was geworden. En in die container versleten of misbruikte woorden als groen, duurzaam, circulair. En managementjargon als een stip op de horizon. Volgens de ambitievisie in synergie gefaseerd te realiseren conform een aanvliegroute zoals nog handen en voeten te geven in een te concipiëren plan van aanpak. Zweefwoorden over innerlijke kracht, authentieke bron en, ondersteund door diepzinnige ons-kent-ons blikken: ‘ik vertrouw op mijn intuïtie’. Stuur ze naar de inquisitie. Ja, er waren ook dodelijke woorden. En puzzelwoorden, woorden zo ingewikkeld dat ze ruimschoots te boven gingen aan het benul van elke eenvoudige BBBoerenlul. Zoals podokinesiologen die proprioceptieve zooltjes fabriceren. Jeukwoorden niet te vergeten, hoewel grotendeels samenvallend met zweefwoorden: bestaanszekerheid, verbinding, draagvlak, en alle woorden uit het managementjargon.

Veelvoorkomend waren ook de praalwoorden: potsierlijke woorden, vooral bedoeld om des sprekers eruditie en eloquentie te etaleren. Daar zult gij uw scribent nimmer op betrappen. Wegens een te beperkt vocabulaire.

Toegegeven, er waren reeds woorden obsoleet geraakt, opgelost in de nevelen der vergetelheid. Men hoorde nog zelden van een schobbejak, een belhamel of een vlegel, terwijl ze er nog volop waren. Maar daar stonden weer nieuwe, doorgaans minder fraaie, woorden tegenover. Daar bestond ook een woord voor: neologisme.

Nu ja, om kort te gaan: het woord was overal. Soms zag het zelfs zwart van de woorden. Een enorme letterdichtheid, ja bijtijds neigend naar overbelettering. Maar thans waren de woorden in velden noch wegen te bekennen. In arren moede zweefde mijn geest voort, steeds wanhopiger zoekend. Dan alsjeblieft maar wat managementjargon, versleten woorden, zweefwoorden, puzzelwoorden, jeukwoorden, obsolete woorden, praalwoorden, of neologismen. Echo’s van woorden uit de verte. Alles was mij liever dan geen woorden. Maar de aarde was woest en ledig. Was het woord dood? Uitgestorven?

Dolf Alberts