Categorieën
Boeken Cultuur Fryslân Geschiedenis Literatuur Overpeinzingen uit Koudum Verhalen

Willem Schoorstra, Erfskip – De saga fan Ubba Skylding

In een essay ‘Jou it ferline in takomst’ (Leeuwarder Courant 23 juli 2022) maakt de Friese schrijver Willem Schoorstra zich er sterk voor om de Friese geschiedenis een duidelijke plaats te geven in de geschiedenislessen. Als dat niet gebeurt, wordt de Friese geschiedenis door de ‘Hollandse macht’ gemarginaliseerd waardoor de Friezen geen stem hebben en onzichtbaar blijven. Het wordt de Friezen dan onmogelijk gemaakt om hun geschiedenis te leren en in het vervolg daarvan zich te realiseren wat hun identiteit zou kunnen zijn.

Erfskip – De saga fan Ubbe Skylding. Skriuwer Willem Schoorstra

Die identiteit kan alleen maar bepaald worden door verhalen, schrijft Schoorstra; verhalen uit het verleden die een volk een achtergrond geven, een geschiedenis. Dat is dan ook een van de redenen dat ik graag in de geschiedenis van Koudum duik, om dat dorp waar ik nu woon, en de mensen die er al veel langer leven dan ik, te kunnen plaatsen. En hoe meer ik ervan te weten kom, des te mooier wordt het dorp voor mij. En zo lees ik ook graag over de geschiedenis van Friesland.

Willem Schoorstra heeft laten zien dat hij er alles aan doet om Friese verhalen te vertellen, want hij schreef inmiddels acht Friese romans, een verhalenbundel en gedichten. In een aantal romans staan Friese verhalen uit het verleden centraal. Zo schreef Schoorstra historische romans over legendarische Friese figuren die een meer of minder belangrijke rol speelden in de Friese geschiedenis: koning Redbad (7e-8e eeuw) en Grutte Pier (eind 15e, begin 16e eeuw).

Rêdbâd- Kronyk fan in kening, historische roman van Schoorstra uit 2018.

Erfskip, met als ondertitel De saga van Ubba Skylding is de nieuwste, achtste roman van Willem Schoorstra. Het boek verscheen eind februari 2023 en brengt ons naar het noorden van Friesland (en naar Zweden, Denemarken en Engeland) van de achtste eeuw. Hoofdpersoon is Ubba, zoon van Raeddeg en Gerlind die wonen op Grut Bjinthiem, het tegenwoordige Hegebeintum. Als jonge puber is Ubba dwars en in de ogen van zijn vader een nietsnut. Moeder Gerlind is er echter van overtuigd dat haar zoon tot grootse daden voorbestemd is, want de god Wêda (Wodan) heeft ervoor gezorgd dat ze deze zoon gekregen heeft.

De lezer weet dat trouwens na een paar bladzijden ook al. In het eerste hoofdstuk (‘Bråvalla. Östergötlân, 770 n. Kr.’ – alle hoofdstukken geven plaats plus tijd aan) is Harald Striidtosk, koning van Denemarken aan het woord. Hij staat aan de vooravond van de Slag bij Bråvalla, een strijd die hij moet voeren tegen een jonge neef van hem, Sigurd Hring. Hij weet dat het een ongelijke strijd wordt, de legers van zijn neef zijn sterker. Maar hij is oud en wil toch niet ‘de striedea stjerre’, in bed sterven.

Harald Striidtosk in de Slag bij Bråvalla door Hugo Hamilton (1830).

Harald heeft toch ook nog een beetje hoop op een goed einde van de slag: hij heeft ‘Ubba de Fries’ aan zijn kant, ook wel ‘Ubba Beareklau’ of ‘Ubba Skylding’ genaamd. En Ubba, dat leren we later in het verhaal, is een aparte man. Hij kan zomaar gedichten opzeggen, maar hij is ook voor geen kleintje vervaard en beresterk. Harald kijkt in het eerste hoofdstuk terug op zijn ontmoeting met de dan legendarisch geworden strijder uit Friesland, met wie hij zich sinds die ontmoeting verbonden voelt.

Pas in het 39e van de veertig hoofdstukken, keren we terug naar 770 na Christus, naar het moment dat de slag van Bråvalla in de Zweedse provincie Östergötland plaats vindt. In de tussenliggende hoofdstukken volgen we het leven van Ubba Skylding van 739 tot 770, of eigenlijk van 749 af, als Ubba tien jaar is.

Dat gaat met kleine sprongetjes, telkens geldt als hoofdstuktitel de plaats van handeling en het jaartal. Zoals gezegd is Ubba als jongen niet de gemakkelijkste. Als hij twaalf jaar is, doodt hij een volwassen man, zo vermeldt ook de achterflap. Hij wordt dan verbannen en zijn moeder lijkt het een goed idee dat hij naar zijn oom Beldeg in Zuid-Engeland gaat. Dat is het begin van een zwerftocht die hem eerst naar Engeland en later ook naar de Scandinavische landen brengt.

Pier – De profesij fan bline Simen, historische roman van Willem Schoorstra uit 2015.

Dat hij verbannen wordt, is overigens niet eens helemaal zijn eigen schuld. Ubba heeft als zoon van de hoofdman Raeddeg een goed paard onder de kont, een scherpe bijl en een dikke beurs met geld, zo beschrijft Schoorstra het plastisch. En al kunnen Raeddeg en zijn zoon niet goed met elkaar overweg, de hoofdman stuurt zijn twaalfjarige zoon wel als vervanger naar de Upstalbeam in Auwerk. Onderweg krijgt Ubba ruzie met Eggerik, een jongeman die hem met een bijl aanvalt. Ubba weet de aanval te pareren. “It folgjende momint plantet Ubba de bile djip yn de plasse fan Eggerik, sa, dat dy dêr rjochtop yn stean bliuwt. De feint falt mei-iens dea del.”

Zelfverdediging van een twaalfjarige jongen, zou je zeggen, maar er zijn geen getuigen, behalve de goden. Brando, de wetspreker, hoort het verhaal aan en spreek dan recht:

“De died fan Ubba, soan fan Raeddeg, is dy fan immen dy’t himsels ferdigenet. As it werklik sa gien is sa’t my ferteld wurdt. Dochs is it ferhaal fan ien man mar in heal ferhaal. Inkeld de goaden kenne de oare helte dêrfan. En ha dy ús net oanset om wetten te meitsjen? De wil fan ‘e goaden leit yn de wetten. Sadwaande bringe dy my ta it folgjende oardiel: dat Ubba, soan fan Raeddeg, foar trije jier út hiele Fryslân ferballe wurdt.” (p.56)

De Ôfrekken uit 2007 van Willem Schoorstra.

Willem Schoorstra weet dergelijke passages heel geloofwaardig te beschrijven en dat geldt eigenlijk voor alle beschrijvingen van gebruiken en regels, maar ook bijvoorbeeld van landschap, gebouwen of kleding. Bovendien is zijn kracht als romanschrijver dat hij er op veel momenten in slaagt om al die historische elementen – waar hij ongetwijfeld veel werk in gestoken heeft om die te bestuderen – op een levendige en natuurlijke manier in het verhaal te verwerken.

© Jelle van der Meulen