Categorieën
Boeken Cultuur Overpeinzingen uit Koudum

REDMOND O’HANLON – ‘IN REIS NEI IT HERT FAN DE KONGO’

De Engelse wetenschapper en reisboekenschrijver Redmond O’Hanlon (1947) maakte in het begin van de jaren negentig een reis van zes maanden door de oerwouden in het noorden van de Afrikaanse Republiek Congo. De tocht gaat voor een klein deel met een overvol passagiersschip, maar meestal per kano, te voet en soms een stukje over de weg in de laadbak van een pick-up. Het einddoel is Lac Télé, een mysterieus meer waar Mokélé-Mbembé, de ‘Congodinosaurus’ zou wonen. Het boek dat hij over de reis maakte is in lekker vlot Fries vertaald door Martsje de Jong en door Utjouwerij Regaad uitgegeven als een gratis te downloaden e-boek.

Voorkant In reis nei it hert fan de Kongo.

Er is heel wat voor nodig om de expeditie tot een goed einde te brengen. Een flinke hoeveelheid medicijnen bijvoorbeeld tegen allerlei vreemde en tegen allerlei alarmerend ziektes en niet te vergeten een flinke som geld om ambtenaren om te kopen voor reisdocumenten bijvoorbeeld, en geschenken voor de inheemse bevolking (verschillende stammen van pygmeeën). Een belangrijke reisgezel van O’Hanlon is in het eerste deel van de tocht de Amerikaanse hoogleraar Larry Shaffer.

Behalve Larry Shaffer is er ook de Congolese bioloog Marcellin Agnagna. Volgens Marcellin, die het dier gezien zou hebben, heeft het een brede rug, een lange nek en een kleine kop en is het een meter of vijf lang. Als O’Hanlon een verslag van Marcellin hierover voorleest, geeft Larry Shaffer daar telkens heel droog commentaar tussendoor. In tegenstelling tot O’Hanlon gelooft Shaffer geen seconde dat er in werkelijkheid zo’n dier zou bestaan. Naast Marcellin trekken Nzé en Manou, familieleden van Marcellin, met de expeditie mee.

Begin eerste hoofdstuk.

Het boek wordt voor een deel gedragen door het observatievermogen van O’Hanlon. Of het nu gaat om de beschrijving van gebouwen of de natuur in al haar facetten of om de gewoontes (vaak ook spiritueel en occult) of de problemen (bijvoorbeeld tropische infectieziektes) van de inheemse volken, de schrijver noteert het allemaal even uitvoerig als stijlvol. De tegenstelling tussen de meer neurotische, maar ook cynischer Larry Shaffer en de veel nuchterder O’Hanlon leidt bovendien regelmatig tot uiterst humoristische passages.

O’Hanlon heeft zich terdege voorbereid op zijn Congoreis. Hij heeft er heel veel over gelezen en daar maakt hij in zijn reisverslag ook regelmatig gebruik van. Dat reisverslag leest als een boeiende roman, onder andere door de vele levendige dialogen en andere gesprekken die erin staan. Vooral de dialogen tussen O’Hanlon en Shaffer zijn bij vlagen zeer humoristisch, wat mede veroorzaakt wordt doordat Shaffer zich gedraagt als een kruising tussen Maarten van Rossum en Midas Dekkers.

In reis nei it hert fan de Kongo staat vol bizarre verhalen die vaak te maken hebben met het (bij)geloof van de inheemse stammen, met magie, tovenaars of bosgeesten. O’Hanlon beschrijft die verhalen meestal zonder zelf commentaar te leveren – in tegenstelling tot Shaffer – en luistert met enig begrip naar de uitleg die bijvoorbeeld Marcellin over de verhalen geeft. Dan is het toch op zijn minst opvallend als O’Hanlon tegen het eind van het boek zelf onderwerp van een bizar verhaal wordt en zich laat meeslepen.

Kaart van Kongo.

O’Hanlon krijgt namelijk een babygorilla cadeau van een man die hij medicijnen gegeven heeft en die daardoor genezen is. Verzwakt door koorts en vermoeidheid besluit hij het beestje te houden. Hij laat het gorillaatje bij hem slapen en raakt geïsoleerd, want de anderen mijden hem omdat hij onder de gorillastront zit en stinkt. Hij is behoorlijk in de war als Marcellin hem op komt halen om de terugreis te beginnen. Marcellin slaagt erin om de babygorilla van O’Hanlon af te pakken.

Ik las het boek in Koudum in mijn woonkamer op een gemakkelijke stoel met de iPad op schoot of op een comfortabele bureaustoel achter de computer in de galerie. Ik ben niet echt een liefhebber van reisavonturen, maar ik verkeerde gedurende het lezen van het boeiende verhaal helemaal in de jungle van Congo. En ik genoot met volle teugen van de bijzondere opmaak van het boek. Behalve de honderden illustraties die aangeklikt kunnen en de kaartjes van de reis die ook op elke bladzij tevoorschijn geroepen kunnen worden, begint elk hoofdstuk met een in een grotere groene letter afgedrukte eerste alinea. Bij het openen van het nieuwe hoofdstuk – er zijn er 37 – komen de beginkapitaal en het hoofdstuknummer net even later dan de hele tekst aanschuiven. Prachtig!

Pagina uit het boek met afbeeldingen in de marge.

Het boek lezen op mijn e-reader was geen succes. De e-reader kon de prachtige opmaak van het e-boek volstrekt niet aan, dus het heeft zeker zin om de aanbeveling op de website van Regaad te volgen: “Dit e-boek is it bêste te lêzen op in iPad.“ Dan krijg je als lezer inderdaad de beloofde unieke leeservaring, al lukt het ook aardig op een gewone computer via Adobe Digital Editions bijvoorbeeld.

© Jelle van der Meulen