Door Bert van den Braak op Parlement.com
Ook kiezers hebben een rol bij het goed functioneren van de democratie.
Bij de verkiezingen van 2023 wisselenden liefst 53 Tweede Kamerzetels van ‘kleur’ en dat slechts twee jaar na de voorgaande verkiezingen. In 1959 ging het om acht zetels en in 1963 om negen. Dat illustreert de enorme turbulentie die in het politieke bestel na 1945 is ontstaan. De omslag ligt overigens in 2002, toen voor het eerst bijna eenderde van de zetels wisselde. Daarvoor lag dat aantal zo’n dertig jaar rond de 17 à 18 zetels.
Dat verkiezingen als uitkomst hadden dat alles zo ongeveer hetzelfde bleef, kon als onbevredigend worden gezien. Het was een uitvloeisel van de vrij statische, verzuilde samenleving die wij tot de jaren zeventig kenden. Je kunt ook de instabiliteit vanaf 2002 als ‘zwakte’ van de parlementaire democratie beschouwen, al is dat laatste verschijnsel wellicht zorgwekkender.
Inmiddels lijkt immers vrijwel iedere coalitie na afloop van de kabinetsperiode te worden afgerekend. Niet altijd in zelfde mate en het geldt evenmin altijd voor alle regeringspartijen, maar toch. In 2002: 41 zetels verlies, in 2010 21 en in 2017 en 2023 37 zetels. De enige winst was er in 2012 toen de tien zetels winst van de VVD het verlies van acht zetels van het CDA ‘goed’ maakten. Maar toen verloor ook voormalig gedoogpartner PVV zeven zetels. Alleen het kabinet-Rutte III i behaalde echt twee zetels winst (VVD en D66 samen zes zetels, tegenover vier zetels verlies van het CDA).
Leest u verder via: https://www.parlement.com/id/vmn3dohb8baz/kiezersgedrag_als_bedreiging_voor_de_democratie