Categorieën
Blik op Bolsward Bolsward Cultuur Geschiedenis Godsdienst

FRITS VAN DER MEER EN ZIJN BOLSWARDER VRIENDEN: INTRODUCTIE

Al vaak schreef ik in boeken, kranten en tijdschriften over de Bolswarder Frits van der Meer (Bolsward, 16-11-1904—Lent, 19-07-1994), priester en wereldberoemd kunsthistoricus. Zijn werken worden nog steeds bestudeerd over de gehele wereld, maar in zijn geboorteplaats Bolsward, waar hij tot het laatst een innige band mee had, is uiterlijk niets af te lezen van de invloed die hij heeft gehad in de katholieke en kunsthistorische wereld van zijn tijd. Een groot literair man bovendien, die voor zijn talloze boeken in 1963 de hoogste letterkundige onderscheiding binnen het Nederlandse taalgebied kreeg (de P.C. Hooft-prijs), uitgereikt in 1964 in het Muiderslot.

De vrienden die ik in de loop der jaren heb kunnen herkennen, zijn
1. Hendrik de Bruin, 2. Foppe Molenaar, 3. Jan Postma, 4. Jopie van der Klei, 5. Jan Hoogma, en 6. Dirk Jorritsma.

In de komende artikelenreeks gaat het over de band die Frits van der meer had met zijn Bolswarder vrienden, met als leidraad dat wonderlijke, minuscule boekje ‘De kleine stad’ (uitgeverij A.J. Osinga, 1977).

Het omslag van het boekje waarin hij zijn jeugdherinneringen beschrijft, ‘De kleine
stad’. Tekening is van zijn zuster Bertha Ida (Martina o.c.d), met zicht op een deel
van de Grote en Kleine Dijlakker met daarop familieleden en ‘de juffrouw’
geportretteerd. V.l.n.r. vader Antonius, Frits, de ‘juffrouw’ en Bertha Ida (zr.
Martina). Collectie Willem Haanstra

De kleine stad

De kleine stad langgeleden

‘Het stadje is oud. Het silhouet aan de rand van de weilanden waar de zomerse koeien herkauwen, achter het geel van de ontelbare boterbloemen aan de slootkant, bestaat uit een stukje verhoogde horizon, stekelig van vijf torentjes en één hinderlijke schoorsteen, naast een gasketel; maar het wordt beheerst door de Martini, een laatmiddeleeuwse domkerk met zadeldaktoren, rijzende boven een dichte krans iepenkruinen. Als de koningin jarig is, wappert er een vlag op de zadeldaktop: wappert, want in Friesland waait het bijna altijd.’

Zo begint het bijzondere boekje ‘De kleine stad’, meest geschreven in de derde persoon enkelvoud, soms ook meervoud. De stijl is bijzonder, zowel afstandelijk als, meest, diep betrokken. Dichterlijk proza, eigenlijk. Van der Meer tekent een overzichtelijke wereld, van waaruit de kleine Frits later de ware wereld weet te wijzen. Een stadje, door Frits getekend vanuit religieus oogpunt, met het katholieke deel als het meest vanzelfsprekende voor de jongen. Een stadje ook waar hij diepe en bijzondere vriendschappen mee onderhield met mensen die hij daar leerde kennen.

Zijn intense bewondering had de Martinikerk (Sint Maartenskerk, Groate Kerk). Daar lagen zijn diepste gevoelens verborgen, gevoelens die, zo blijkt ook uit het boekje, al in zijn allerprilste jeugd waren gevoed en gevormd.

‘De dom staat alleen en kaal op zijn terp, nog ongerestaureerd. Tussen zijbeukdaken en hoofddak loeren witomverfde osseogen scheef in de verte, want de kerk is een pseudobasiliek; maar de toren schouwt met de opgetrokken oogkassen van zijn twaalf galmgaten onberoerd en majestueus over het groene Friese land, en over je weet niet hoeveel eeuwen; de wolken zeilen ootmoedig achter hem langs, soms schijnt de zon flitsend op de weerhaan boven het kruis.’

De machtige, gotische pseudobasiliek, een kerk die van jongs af aan een
onuitwisbare indruk op Frits van der Meer heeft gemaakt. © Willem
Haanstra

Daarnaast zal zijn diepe en brede interesse in de (vroegchristelijke) kerkenbouw een grote rol spelen. Na de romaanse stijl en de daaropvolgende gotische hield de echte belangstelling voor Frits betreffende de kerkelijke architectuur op. Deze rechtlijnigheid voor wat de persoon Van der Meer kenmerkte, was ook zijn religieuze zienswijze. Zijn overtuigende kijk op de katholieke wereld, diep gelovig, trouw en conservatief, kreeg een onherstelbare knauw na het Tweede Vaticaanse Concilie, in de jaren ’60. De nieuwigheid in de kerk v.w.b. de liturgie, het grotendeels afschaffen van het Latijn en Gregoriaans, vervreemdde hem hogelijk van zijn zo geliefde kerkelijke tradities. En daarover gaf hij, ook in boekvorm, zijn ongezouten meningen. Waarbij hij overigens andersdenkenden meest wel in hun waarde liet.

Ik wil in de komende bijdragen aandacht schenken aan zijn vrienden die hij soms vanaf de r.k. lagere school aan de Hoogstraat al koesterde: Hendrik de Bruin, Jopie van der Klei en Jan Hoogma. Enkele anderen kregen pas later een plaats in Frits’ rijke leven: Foppe Molenaar, Jan Postma en Dirk Jorritsma. Niet allen rooms-katholiek, want Foppe was ‘openbaar’ en Dirk van huis uit doopsgezind.

© Willem Haanstra

Het oorspronkelijke taalgebruik van Frits van der Meer blijft in de bijdragen gehandhaafd.