Categorieën
Columns Geschiedenis Politiek Sociaal

EEN VOORZICHTIGE TEEN IN HET WATER

De sociale wetgeving begon in ons land behalve laat ook erg behoedzaam.

(tekst: J.Th.J. van den Berg op Parlement.com)

Eind april 1874, precies honderdvijftig jaar geleden, werd in de Tweede Kamer het initiatiefvoorstel van wet op de kinderarbeid besproken. Het voorstel was ingediend door de nog betrekkelijk jonge liberaal, Sam van Houten i. Hij had er namelijk genoeg van te wachten tot de meer behoudende liberalen in het kabinet zouden gaan handelen. De discussie over de noodzaak van een wet tegen kinderarbeid sleepte zich immers al decennia voort, maar noch Thorbecke i noch zijn opvolgers in de regering waren bereid er werk van te maken. Er was de eigengereidheid van Van Houten, de ‘geavanceerd liberaal’ zoals het toen heette, voor nodig om eindelijk een voorstel van wet naar de Kamer te sturen.

Het was niet Van Houtens bedoeling het bij een voorzichtig teentje in het water te laten. In zijn voorstel bracht hij een verbod op arbeid door kinderen tot twaalf jaar samen met een leerplicht voor dezelfde leeftijdsgroep. Zonder verbod op kinderarbeid had de invoering van de leerplicht volgens hem weinig betekenis. Omgekeerd zou de beste manier van handhaving van dat verbod zijn gelegen in de plicht kinderen naar school te sturen in plaats van naar de fabriek.

Leest u verder via: Een voorzichtige teen in het water – Parlement.com