Ah, daar zag hij zijn schaduw. Hij nam een lange aanloop om eroverheen te springen. Lukte niet. Hij probeerde het nogmaals, met hetzelfde resultaat. Maar hij zag het: het licht stond te laag en wierp een lange schaduw. Hoog licht had hij nodig, liefst pal boven zijn hoofd, en aldus een zeer korte schaduw. Hij zocht een lantaarnpaal en plaatste zichzelf eronder, zonder aanloop maakte hij een klein sprongetje. Weer geen succes; de korte schaduw wist hem precies bij te houden. Dus nam hij weer een lange aanloop en precies onder het licht van de lantaarnpaal maakte hij de sprong. En verdomd, het lukte, hij was zijn schaduw te snel af (net als Lucky Luke). Dus zo moeilijk was het nou ook weer niet, over de eigen schaduw heen springen.
Met deze kennis en vaardigheid toog de schaduwspringer naar Den Haag. Aldaar meldde hij zich bij de Pimpelmees (ja, die lustte wel een glaasje) met een belangrijke ontdekking ten dienste van het landsbelang. In enkele korte lessen, zo was zijn voorstel, kon hij de bekvechtende, weigerachtige fractieleiders van het versplinterde politieke landschap deze vaardigheid aanleren. Zoals vroeger in zijn schoolrapport ook altijd te lezen stond: “Hij kan het wel, als hij maar wil”. En dan hup, voor de kerst een nieuwe stabiele regering op het bordes bij de majesteit.

De Pimpelmees die op een weerbarstige verkenningstocht was gestuurd na een gefragmenteerde verkiezingsuitslag, kon wel wat hulp gebruiken. Hij nam het hulpaanbod van de schaduwspringer dankbaar aan. In het diepste geheim werd in de Ridderzaal een optimale setting gecreëerd voor het schaduwspringen (hoog licht, korte schaduw en kussens om eventuele vallen te breken), waarvoor alle relevante schuttersputters werden uitgenodigd. Geheel volgens de Haagse mores had de pers er toch lucht van gekregen dat er iets stond te gebeuren. Een kluwen muskieten verzamelde zich op het Binnenhof. Met tien microfoons onder zijn neus gedrukt, liet de Pimpelmees voor de ingang van de Ridderzaal niet meer los dan dat er “in het landsbelang over schaduwen heen gesprongen” moest worden. Dat hadden de muskieten al eens eerder gehoord.
Eenmaal binnen nam de Pimpelmees in strenge bewoordingen de leiding (iets over het “verlaten van de loopgraven” en “schuttersputjes” en natuurlijk “het landsbelang”) en legde uit wat de bedoeling was. De schaduwspringer demonstreerde zijn kunstje. Het leek wel zo’n soort spelprogramma op tv (liefst met BN-ers). De kwestie wie als eerste moest springen werd bij loting beslecht. Wij willen de door de Pimpelmees ingeschakelde notaris van dienst geenszins van doorgestoken kaart betichten, maar het was wel opvallend dat de heer Memmen, die graag mocht jetten op zijn waterscooter, met een dikke glimlach, als eerste werd geloot. Hij was immers aanvoerder van de kleinste grootste partij ooit. Moedig nam hij een aanloop en bij zijn tweede poging slaagde hij erin zijn schaduw achter zich te laten. “Het kan wèl!” riep hij, met zijn bekende aangemeten glimlach. Alleen het hart van de Pimpelmees sprong waarlijk op. Nee, niet helemaal waar, ook de uitvinder van het schaduwspringen was blij.

Tot zover alles goed (so far so good). Maar daar bleef het ook bij. De Rode Klaver, die als tweede uit de hoge hoed der notaris kwam, wilde wel springen, maar alleen als iedereen ging springen. Er brak een gekrakeel los zoals zelfs tijdens tv-debatten voor de verkiezingen niet gezien of gehoord was. De Bontenbalkenende vond “eigenlijk” dat hij helemaal niet hoefde te springen, hij stond immers in het midden onder het licht. Nosilgöz weigerde botweg te springen, en daarin was ze “heel consistent”, liet zij op hoge toon weten. En ze had al zo’n piepstemmetje. Ja, de Pimpelmees zag dat de Oudhollandse poppen aan het dansen waren. En er was nog een Wildeman, die door zo’n beetje door iedereen uitgekotst werd, op zijn trouwe eencellige kiezers na, en die wilde wel met een gestrekt rechterbeen hink-stap-sprong over zijn schaduw springen, op voorwaarde dat iedereen daarna ging doen wat hij wilde. Daar was geen animo voor. En alsof de dansende poppenkast al niet genoeg was, Ja, daar verscheen ene Verkeerdmans ten tonele, die wel wat leek op de Wildeman, en Ja, hij had al heel wat politieke nesten bevuild. Hij was zomaar omhoog gevallen bij de laatste verkiezingen. Naast zijn schoenen liep hij ervan, zo groot waande hij zich plots. Hij wilde de reeds zinloos gebleken sprong wel wagen, maar struikelde over zijn eigen schaduw. De Jet moest daar wel om lachen, maar wie zou als laatste lachen? De Pimpelmees was het spoor reeds volledig bijster.

In arren moede en ten einde raad besloot de padvinder tot een noodsprong (nee niet over een schaduw) door een heel ander spoor te kiezen, en wel om een drinkgelag aan te richten voor de antagonisten. Dat zou niet bevorderlijk zijn voor het springen, maar mogelijk wel leiden tot verbroedering. Wie weet waar de rollebollende drinkebroers en -zuster in hun roes elkaar zouden kunnen vinden. Bleek één niet met name te noemen schuttersputter een geheelonthouder te zijn (en daarin “heel consistent”). Ook een doodlopend spoor dus.
Kortom de verkenning liep niet als een trein, sterker nog het hele gebeuren dreigde hopeloos te ontsporen. Met deze lieden was niets te beginnen in het landsbelang. Dat was uiteraard de schuld van “de anderen”, aldus luidde het enige punt van unanieme overeenstemming. Daarin zag de verkenner geen werkbare basis. Maar de Pimpelmees moest toch zijn eindverslag schrijven. Het liefst zou hij schrijven: “Ik weet het verdomme ook niet!” Maar hij besefte dat hij daar in het landsbelang niet mee weg zou komen. En hij wilde wel heel graag weg, weg van die eerloze Haagse slangenkuil. Dus verzon hij toch, mede ingefluisterd door zijn schaduwadviseur, een laatste (hopeloze) list.

Dan moesten twee van die lui, de Bontenbalkenende en de Memmen (de winnaars van de verliezers), maar samen een opstel schrijven, onder de titel een “Positieve Agenda”. En dan maar zien of er lieden uit hun loopgraven en over hun schaduw heen durfden te springen, en ook positief wilden en durfden agenderen. Een tijdrekkende noodsprong. De Pimpelmees fladderde er spoorslags en met een sneltreinvaart vandoor. Om voor altijd spoorloos te verdwijnen. Op des majesteits bordes was met een langdurige voorlopigheid nog niets te verwachten.
© Dolf Alberts