Categorieën
Blik op Bolsward Bolsward Geschiedenis Nederland Súdwest Verhalen

BOLSWARDER OORLOGSDRAMA VOOR EILAND PAMPUS

Een tot dusver onderbelicht oorlogsdrama speelde zich af op dinsdag 3 december 1940 met de Bolswarder schippersfamilie Eijer: man, vrouw en twee kleine kinderen. Ze waren op weg met een lading kunstmest van Rotterdam naar Nijkerk. Via Amsterdam en de Oranjesluizen bereikte hun schip, ‘Friesland’ geheten, het IJsselmeer. Vlak buiten de kust, voor het eilandje Pampus, schampte het schip een oefenmijn, die ontplofte. Het ruim 22 meter lange schip van de familie Eijer vloog uit elkaar en enkel stukken wrakhout bleven drijven. De ouders, Wijtze en Sijbrigje, en hun kinderen Hippy en Willemien, zullen op slag gedood zijn. Nooit zijn de kinderen terug gevonden, moeder Sijbrigje pas drie maanden later en vader Wijtze bijna een half jaar na de ramp.

In mijn boek ‘Bolsward in Oorlogstijd’, 2007, kon ik nog weinig kwijt over dit drama. Ik had nog te beknopt gegevens boven tafel weten te krijgen om er uitgebreid aandacht aan te kunnen besteden. Later ben ik er opnieuw ingedoken: wat was er gebeurd en wie was die familie Eijer die dit vreselijke oorlogsdrama overkwam?

Daarbij heb ik veel medewerking kunnen krijgen van de gemeenten Amsterdam en Drechterland, met name van de Historische vereniging Suyder Cogge aldaar. Zie de bronnen.

Maar allereerst zullen we de familie Eijer nader belichten.

Gooitzen Eijer en Haebeltje Welbedacht (zelf noteert ze altijd Welbedagt!) krijgen op 10 mei 1900, ‘s ochtends om 10 uur, een zoon, Wijtze. Scan Jack de Vries, de Tiid

Familie Eijer

Wijtze zal later schipper worden, net als vader Gooitzen was. Gooitzen (officieel ook vaak geschreven met een ‘s’ i.p.v. met een ‘z’) was geboren in Oosterlittens. Moeder Haebeltje stamt uit een Bolswarder familie, ook verbonden met het schippersvak.

Trouwakte Wijtze en Sijbrigje. Scan Jack de Vries, de Tiid

Wijtze trouwt op 25 augustus 1928 met Sijbrigje de Vries. Zij komt eveneens uit een schippersfamilie, die dan woonachtig is in Sneek. Zij is daar geboren op 17 mei 1907. Haar ouders zijn Willem de Vries en Gerbrig Nijdam, die zich later vestigen in Hilversum.

Het jonge echtpaar krijgt drie kinderen, alle dochters. De oudste is Gerbrig, die op 13 juni 1930 te Wartena het levenslicht ziet. Zoals we destijds vaak zien bij schippersfamilies worden hun kinderen geboren in plaatsen waar ze toevallig op dat moment met hun schip liggen. De volgende twee dochters worden wel beide in Bolsward geboren. Hippie is van 21 december 1934 en Willemien van 27 december 1936.

De ‘Friesland

Het schip waarop de familie Eijer vaart, is sinds 31 mei 1932 in het bezit van dit Bolswarder gezin. Op die dag wordt de officiële meting ervan vastgelegd in Leeuwarden, waarna de koop gesloten wordt. De ijzeren tjalk is in 1899 gebouwd in Meppel, is dan eigendom van Sietse van der Groot en wordt de ‘Jeanette Cataline’ gedoopt. Na nog in eigendom te zijn geweest van de schippersfamilies Vermaas en Koopmans gaat na een meting die plaatsvindt in Leeuwarden de tjalk over naar de familie Eijer. Bij deze meting wordt opgetekend dat het schip 22,57 meter lang is en 5 meter breed, bij een bergvermogen van 124 ton.

Het schip zal in de 40 jaar dat het voer diverse goederen verplaatst hebben, waarbij een oversteek van de Zuiderzee, en later het IJsselmeer, naar diverse plaatsen in Nederland plaatsgevonden heeft. Onder de familie Eijer werd de boot meest gebruikt voor vervoer in Friesland. Tijdens het eerste oorlogsjaar werd diverse keren kunstmest, aangevoerd in de haven van Rotterdam en vandaar gebracht naar handelaren rond het IJsselmeer, als scheepsvracht met de ‘Friesland’ verplaatst. Naar die kunstmest bleek in 1940 grote vraag.

Regelmatig kwam de familie Eijer terug naar haar woonplaats Bolsward. De oudste dochter Gerbrig, op het moment van de ramp 10 jaar oud, bezocht de schippersschool in Sneek en was daar ondergebracht bij familie van moeder Haebeltje. De beide jongste kinderen waren op het moment van de ramp nog niet leerplichtig.

In Bolsward lag de ‘Friesland’ afgemeerd aan de Stoombootkade en was daar met haar lengte van ruim 22 meter een opvallend fors schip aan de wal. Andere familieleden lagen vooral met hun boot aan het Hoog Bolwerk.

De oorzaak

Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog gebruikte de Duitse bezetter het eilandje Pampus, een kunstmatige ophoging in de Zuiderzee aan het eind van de 19e eeuw aangelegd ter eventuele verdediging van Amsterdam, als oefenobject om het effect van betonnen bommen te meten. Deze werden in de gleuven van de bom gevuld met glazen staafjes vol chemicaliën. Bij een botsing met een ander, groot, object ontplofte de bom. Dan zorgde de samenstelling van die chemicaliën ervoor dat er een grote, gekleurde, rookwolk kon ontstaan die het makkelijker maakte de plaats van de ontploffing snel te bereiken.

Hoogstwaarschijnlijk zal bij dit ongeluk met de ‘Friesland’ er sprake van zijn geweest dat het schip tegen een niet-ontplofte oefenbom is gevaren, waarbij na de ontploffing de lucht de kleuren kreeg die waargenomen werden.

De ramp

Op die beruchte derde december 1940 zijn de ouders Eijer met de twee jongste dochters aan boord van de ‘Friesland’ wanneer de oorlogsramp plaatsvindt. Oudste dochter Gerbrig (Gep) heeft dan de leeftijd (10) om school te gaan, beide jongste nog niet. Gerbrig bezoekt de schippersschool in Sneek en logeert daar bij familie. Haar grootouders De Vries wonen dan al in Hilversum.

Aan boord zijn dus Wijtze en Sijbrigje met de dochters Hippy en Willemien.

De vracht in het ruim dient gelost te worden bij een bedrijf in Nijkerk. Via Amsterdam, door de Oranjesluizen, gaat de ‘Friesland’ het IJsselmeer op. Er staat een matige zuidenwind en de temperatuur ligt rond het vriespunt. Wanneer het volgeladen schip vlak buiten Amsterdam, het eilandje Pampus passerend, onverhoeds tegen een mijn aanbotst, ontploft de mijn en het enige dat zichtbaar blijft, is het drijvend wrakhout van de ‘Friesland’. Diverse hulpdiensten komen al snel ter plaatse, maar slachtoffers worden niet waargenomen.

Vanaf Rotterdam varen goede kennissen van de Eijers op het schip ‘De tijd zal het leeren’ gelijk op met de ‘Friesland’. Ook hun eindbestemming is dezelfde: Nijkerk. Deze kennissen, schipper Rinke Groenhof (geboren in Workum) en echtgenote Marijtje Snel (geboren in Bovenkarspel), stammen eveneens af van grote schippersfamilies. Wanneer beide schepen voorbij de Oranjesluizen het IJsselmeer bereiken, blijkt de vaarsnelheid van het schip van de familie Groenhof (afkomstig uit Broekerhaven) flink hoger te liggen dan die van de ‘Friesland’. Daarop maken de beide schippers met een touw de boten aan elkaar vast, zodat het schip met daarop de familie Eijer gelijk op kan varen met ‘De tijd zal het leeren’. Op enig moment, vlak voor het eilandje Pampus, besluit schipper Rinke Groenhof om de Friese boot niet langer op sleeptouw te nemen. Naderhand heeft hij geen verklaring waarom hij daartoe besloot. Het zou in een opwelling gebeurd zijn.

De familie Groenhof is na de ramp doorgevaren naar Nijkerk, waar de lading kunstmest gelost wordt. Kort daarop komt de heer Groenhof met de volgende verklaring:

‘Mijn schip had een sterkeren motor dan dat van schipper Eijer en na enigen tijd was ik de ‘Friesland’ zoo ver vooruit, dat ik besloot vaart te verminderen en het andere vaartuig op sleeptouw te nemen. Zoo voeren wij verder, maar na eenigen tijd zei iets in mij – hoe het kwam weet ik precies niet – dat het beter was de verbinding te verbreken.

Nauwelijks was dat gebeurd, of mijn vrouw en ik hoorden een overweldigend gedreun en zagen onmiddellijk daarna, op de plaats waar de Friesland’ voer, een zwarte rookkolom en vervolgens een witte damp opstijgen. Toen deze waren opgetrokken, bleek de ‘Friesland’ volkomen uit elkander te zijn geslagen. Over een oppervlakte van ongeveer honderd meter zagen wij tallooze wrakstukken en hier en daar dreven grote olievlekken op de golven. Onmiddellijk draaide ik bij om te probeeren de opvarenden te redden, maar hoe mijn vrouw en ik ook tuurden, er was geen spoor van hen te ontdekken. Helaas konden wij niet anders doen dan onzen tocht naar Nijkerk voortzetten’.

Al snel na de ramp zijn enige hulpdiensten ter plekke. Ook die kunnen niet anders dan constateren dat slechts wrakstukken rond zijn blijven drijven. Van de slachtoffers valt niets meer te bespeuren. De eventuele aantekeningen van de betreffende hulpdiensten waren in archieven niet te achterhalen.

De slachtoffers

In 1952 heeft oudste dochter Gerbrig deze grafsteen laten plaatsen op het kerkhof in Schellinkhout. De tekst op de steen was oorspronkelijk anders. Op deze steen staat voor moeder Sijbrigje de naam Siebrigje. Onderaan de steen is een bosje bloemen geplaatst door een onbekende familie die ook het graf onderhoudt. © Douwe Egtberts, Schellinkhout

Hoewel slechts moeder Sijbrigje in dit graf is bijgezet, staan ook de andere omgekomen familieleden van Gerbrig (Gep) op de steen vermeld. De oorspronkelijke, tijdens de Tweede Wereldoorlog aangebrachte, tekst luidde:

                                      Hier rust onze lieve

                                      moeder Dochter en zuster S. Eijer-de Vries.

                                      Geb. te Sneek 17 Mei 1907

                                      Overl. door een mijnramp

                                      op het IJselmeer

                                      3 Dec. 1940.

                                      Rust in Vrede.

Deze tekst werd aangebracht in opdracht van de ouders van Sijbrigje, destijds woonachtig in Hilversum. Bijna tien jaar later werd de steen met de tekst van weeskind Gep geplaatst.

Wijtze Eijer wordt nabij Amsterdam gevonden, aangespoeld. Hij zal in Amsterdam begraven worden, in een anoniem graf. De aangiftedatum bij de Bolswarder burgerlijke stand van het overlijden is 26 mei 1941.

Sijbrigje de Vries spoelt iets eerder, op 13 mei 1941, aan bij het natuurgebied ‘De Nek’, vlakbij het dorpje Schellinkhout, in de gemeente Drechterland. Na de lijkschouw verzoekt de burgemeester van Drechterland, onder vermelding van een signalement, aan het ministerie van Justitie of via diverse politiebladen, iemand duidelijkheid kan geven over de vermelde en via een lijkschouwing omschreven vrouw.

Als reactie wordt een brief van 3 juni 1941ontvangen van Willem de Vries, Bloemstraat 10 in Hilversum, de vader van Sijbrigje, die verklaart in ‘grote onzekerheid’ te verkeren omtrent het lot van zijn omgekomen dochter. Daarna wordt Sijbrigje als zodanig geïdentificeerd.

Zoals gezegd, van de beide dochtertjes zijn de stoffelijke resten niet gevonden.

Martinuskerk Schellinkhout. Foto gemaakt in 1941, het jaar waarin Sijbrigje op dit kerkhof begraven werd. Archief historische vereniging Suyder-Cogge

Gerbrig

Op 13 juni 1930 wordt in het dorpje Wartena het eerste kind van de familie Eijer geboren, dochter Gerbrig, vernoemd naar haar grootmoeder aan moederskant. April 1937 wordt Gep, haar roepnaam, leerplichtig. Haar ouders zijn beroepsmatig veel onderweg met hun pas aangeschafte boot en daarom wordt besloten het kind aan te melden bij de schippersschool in Sneek. In deze plaats woont familie, zowel van moeder Sijbrigje als van vader Wijtze. Ze komt eerst in de kost bij familie van haar moeder, later bij een broer van Wijtze, Philippus, aanvankelijk ‘houtsteksknecht’, later ook schipper. Deze neemt na de ramp samen met broer Hendrik, woonachtig in Heeg en daar bekend vanwege zijn vaart op Londen met een palingaak, het voogdijschap over Gerbrig op zich.

Na de ramp wordt besloten dat Gep opgenomen zal worden in het plaatselijke weeshuis van Bolsward. Dat gebeurt al in januari 1941. Ze is dan 10 jaar. Pas op 26 april 1941 wordt ze op het adres Kerkstraat 51, het Weeshuis, ingeschreven bij de burgerlijke stand van de gemeente Bolsward. Ze zal het Weeshuis, en ook Bolsward, verlaten op 19 mei 1952. Ze trouwt op die datum met Gerrit Breukelaar (1924) en het echtpaar gaat wonen in Borculo. Ze krijgen drie kinderen, twee zoons en een dochter.

Gerbrig zal in 1999 in Staphorst overlijden, een jaar na haar man.

Op het kerkhof in Schellinkhout ligt moeder Sijbrigje begraven.

Het is op 13 mei 1952 dat door Gerbrig de grafrechten voor het graf van haar moeder worden betaald. Het is enige maanden voor haar trouwen en ze woont dan nog in het Weeshuis van Bolsward. Wellicht dat dan ook een nieuwe grafsteen op het graf wordt geplaatst.

© Douwe Egtberts, Schellinkhout

Na de voor dochter Gerbrig bittere oorlogsjaren zal ze na die jaren, waarin ze de lagere en ulo-school van het CVO (christelijk volksonderwijs) in Bolsward bezoekt, langzamerhand gaan deelnemen aan maatschappelijke activiteiten. Ze zal op 19 mei 1952, na haar huwelijk, uit Bolsward vertrekken en daar niet meer terugkeren.

Het personeel van de Bolswarder rechtzinnig hervormde zondagsschool ‘Samuël’ in 1948. Staand v.l.n.r.: Rients Faber, Piety Zuiderhof, Kornelis Kuipers, Gré van der Sleen, Akky Zuiderhof, Akke Kramer, Jaap van der Veen, Geppy Eijer, Fokje Piekema, Aly Zuiderhof en Breeuwsma. Gehurkt v.l.n.r.: Thea Kingma, Jantsje Hoekstra, Nellie Wouters en Corrie Tijsma. Collectie Dicky Bosma-Faber

© Willem Haanstra                     

Geraadpleegde bronnen:
Familie Eijer;
Archief voormalige gemeente Bolsward;
Diverse archieven Amsterdam;
Jelle Koenen, Fries Scheepvaart Museum Sneek;
Archief Stichting Weeshuis Bolsward;  
Douwe Egtberts, Schellinkhout;
Historische vereniging Suyder-Cogge, Drechterland;
Gerben Kazimier, Schellinkhout;
Westfries Genootschap.