Al voor de oorlog was NSB-voorman Matthijs Eerdmans volop bezig propaganda te maken voor de Duitse nazi’s, hier middels een sneltekenaar in zijn etalage. Zelf staat hij pontificaal in de deuropening van zijn winkel. Rechts vooraan op de fiets Freerk de Wit, die zich later deze situatie nog helder herinnerde: ’Hij stond uitbundig de nazileer te propageren…’.

Wie zich verdiept in de Bolswarder oorlogsgeschiedenis ziet een herkenbaar patroon: ook deze kleine stad kende Duitsgezinden die de nazi-ideologie omarmden en ook vele burgers die om opportunistische redenen de zijde van de bezetter kozen. Verraders, verzetsmensen, Bolsward herbergde ze allemaal, maar ook vele inwoners die omwille van hun gezin zo onopvallend mogelijk probeerden deze vreselijke tijd door te komen. Zie ook mijn boek uit 2007, ‘Bolsward in Oorlogstijd’. Daarin is geprobeerd al deze aspecten te benoemen, met naam en toenaam. Tot de opvallende verraders behoorde o.a. de N.S.B.-voorman Matthijs Eerdmans, de joviale sigarenhandelaar aan de Markstraat 1, die o.a. jongemannen ronselde voor Duitse dienst en de plaatselijke geestelijken trachtte te betrappen op anti-Duitse teksten.
Zijn doel was het burgemeesterschap, maar na betrapt te zijn op zedenmisbruik met jongeren belandde hij in de gevangenis.
Sociaal zwakkeren als de families Rijpma probeerden iedereen die ook maar anders handelde dan de bezetter het wilde, te verraden. En dan de geboren Bolswarder Fransoos Lammers, in de oorlog woonachtig te Leeuwarden, die ook in zijn geboortestad soms op gruwelijke wijze huishield. Deze man, tijdens zijn Bolswarder jeugdjaren Frans genoemd, wil ik hierbij wat nader belichten.

Op 27 december 1899 doet Johan Lammers, molenaarsknecht van beroep en afkomstig uit het Gelderse Twello, aangifte van de geboorte van zoon Fransoos Exaverius die de dag eerder, op 26 december, Tweede Kerstdag, geboren werd uit zijn vrouw Johanna Snapper.

Hij groeide op in Bolsward, bezocht de christelijke lagere school en daarna de vijfjarige handelsschool. Hoewel zijn latere zeer kwalijke eigenschappen al snel duidelijk waren voor zijn broers, zuster en medeleerlingen, bleven beide ouders bij voortduring hoog opgeven van zijn vermeend goede karakter. Ze pochten over de schranderheid van hun zoon en over zijn in hun ogen bijzonder heldere geest. Dat karakter van de jongen stond al spoedig in Bolsward bekend als wreed en zelfzuchtig. Al op jonge leeftijd vertrekt hij naar Leeuwarden. Daar gaat hij o.a. wonen op een achterkamertje aan de Wirdumerdijk, waar hij taallessen geeft. Hij was intussen leraar Duits geworden en voert op basis van zijn gewiekste en opportunistische instelling nog vele andere beroepen uit. Na 1941 treedt hij toe tot de Sicherheitsdienst als Polizei Angestelter. Hoewel Frans, zoals zijn Bolswarder roepnaam luidde, een slimme jongen bleek, vertoonde hij al jong schrijnend gedrag. In de tijd tussen 1920 en het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog stond hij in Bolsward bekend als een drankzuchtig figuur die voortdurend in geldnood zat. Ook zijn omgang met vrouwen was vaak wreed en mensonterend.
Hij vertrok dus naar Leeuwarden waar hij zich in de loop van de jaren ’30 ontwikkelde tot een overtuigd en fel antisemiet. Hij ontpopte zich tijdens de oorlogsjaren als een onvoorstelbaar wreed persoon. Velen in de noordelijke provincies werden het slachtoffer van zijn antisemitische moordlust en geslepen handelen. Ook vermoordde hij eigenhandig vele verzetsstrijders en zette talloze joodse kinderen en oudere, hulpbehoevende mensen op transsport naar de vernietigingskampen in Duitsland en Polen. Hij werkte zich op sluwe wijze op binnen de Duitse gelederen van de bezetter. Zijn invloed op de werkwijze van de Duitsers was groot.
Na de oorlog ontkende hij met kracht en de hem eigen geslepenheid ook maar iets fout te hebben gedaan. De bewijzen van zijn handelen waren echter talrijk en overtuigend. Hij kreeg dan ook in 1950 de doodstraf, datzelfde jaar nog omgezet in levenslang. Veertien jaar later kreeg hij gratie, op voorwaarde zich niet meer te mogen vertonen in de noordelijke Nederlanden. Op 24 juli 1971 overleed Lammers in zijn woonplaats Breda, waar hij zijn gevangenschap in de koepelgevangenis eerder al had uitgezeten. Tot aan zijn dood bleef hij een overtuigd antisemiet.

Ook in Bolsward liet hij zijn wrede sporen na. Wanneer agent Arjen van der Hauw deze Lammers ook in Bolsward tegenkwam of hoorde dat hij zijn geboortestad kwam bezoeken, was hij zeer op zijn hoede en waarschuwde vele verzetslieden, de dominees Vink en Polman en burgemeester Sipke de Jong. De ondervragingen van Lammers van o.m. de Bolswarder gemeenteambtenaren gingen dikwijls gepaard met fysiek geweld. Toch bleek Lammers opvallend genoeg soms ook nog een zwak te hebben voor bekenden uit zijn jeugd. De ouders van Fransoos Lammers waren tijdens de oorlogsjaren enige tijd woonachtig aan de (Oude) Turfkade, vlakbij waar ook de verzetsfamilie Praamsma woonde. Zonder dat er ook maar enig contact schijnt te zijn geweest tussen beide families kwam het toch tot een confrontatie tussen de zoon Michiel, die diep in het verzet zat, en Frans Lammers. Waarbij Frans zich anders gedroeg dan hij deed tegen anderen die hij verhoorde. Dat is me bekend geworden tijdens een aantal gesprekken dat ik had voor mijn boek ‘Bolsward in Oorlogstijd’ met Anne Vos (1923 – 2021). Vos, die werkzaam was op het plaatselijke distributiekantoor in Bolsward, trachtte in Kubaard onder te duiken, omdat hij weigerde werkzaamheden voor de Duitsers uit te voeren. Hij werd gearresteerd en via Leeuwarden overgebracht naar een werkkamp op het Duitse eiland Borkum. Daar ontmoette Anne de enkele weken eerder gevangengenomen Michiel Praamsma, die hij goed kende van het distributiekantoor waar ook Michiel werkte.
Michiel vertelde aan Vos dat hij gevangengenomen was en ondervraagd werd door de hem bekende Frans Lammers. Dat verliep volgens Michiel heel merkwaardig. Zolang er anderen in de buurt waren, gedroeg Lammers zich bruut, kwam imponerend over, schreeuwde luid en schroomde niet om ook geweld te gebruiken. Toen Michiel op een gegeven ogenblik met Lammers alleen in een kamer zat, zei deze tegen hem dat hij Michiel (‘Hij kende mijn naam en mijn familie, vertelde hij’) wilde sparen. Hij stelde voor om de Bolswarder jongen naar ‘een eiland vlakbij’ over te laten brengen, waar de omstandigheden ‘vriendelijk’ waren. Dat verhaal vertelde Michiel aan Anne Vos en hij vertelde dat Lammers daaraan toevoegde: ’Dat regel ik, omdat ik je mag en je een Bolswarder bent’).

Na de oorlog was in Bolsward alom bekend wie de ‘foute’ stadgenoten in oorlogstijd waren. Opvallend was dat de naam Fransoos Lammers nog nauwelijks meer bekend bleek. Terwijl deze de meest gevaarlijke verrader in de noordelijke provincies was.
Willem Haanstra
Juli 2025
Geraadpleegde bronnen
Archieven voormalige gemeente Bolsward;
Willem Haanstra ‘Bolsward in Oorlogstijd’
Anne Vos
Klaas Falkena
Rinse Stellingwerf
Marten Conradi
NIOD
Fries Verzetsmuseum