Ik had het al een paar jaar in huis, het boekje Brieven uit de Vreemde van ene L. de Jong, Arts te Koudum. Het is een boekje gepubliceerd in 1908, met als ondertitel ‘Een Zeereis met de Kon. West-Indische Mail’. Het boekje was tot nu, juli 2025, op de eerste zestien bladzijden na ongelezen, want ik moest de rest van de bladzijden opensnijden. Dat ik het boekje nu las, kwam omdat ik voor Histoarysk Koudum bezig ben een tien jaar geleden begonnen onderzoek naar de geschiedenis van de huisartsen in Koudum uit te werken. En zo stuitte ik op Lykle de Jong, geboren in Koudum in 1863.

Lykle de Jong volgde in 1889 zijn vader op als huisarts in Koudum, waar hij bleef tot hij in 1909 naar Den Haag verhuisde. In de nazomer van 1905 maakte dokter Lykle de Jong een reis naar Suriname, Venezuela, Curaçao, Haïti , New York en via de omgekeerde route weer terug naar Nederland. Dat was al sinds de jaren tachtig van de 19e eeuw een vaste scheepvaartroute van de Koninklijke West-Indische Maildienst (KWIM). Hoewel het in het boekje net lijkt of de schrijver op een cruise is, is het waarschijnlijk dat de Koudumer huisarts deze reis als scheepsarts maakte. Hij wordt door het personeel op de boot ook aangesproken als ‘Dokter’: “’Dokter, komt u er uit? De Azoren zijn in zicht.’ Aldus de welluidende stem van den salonbediende.”

De Jong maakte van die reis een verslag, in de vorm van brieven aan vrienden. Hij was aanvankelijk niet van plan om het verslag in boekvorm uit te geven, maar deed dat toch, omdat het boekje uitgegeven kon worden ten bate van het Friesche Volks-sanatorium Herema-State in Joure waar vanaf 1908 tbc-patiënten verzorgd werden. Het boekje, 116 bladzijden, met enkele foto’s, kostte ingenaaid f 1,50 en gebonden f 1,90. In het Tijdschrift voor Geneeskunde verscheen van H. Burger een korte, lovende recensie.
De Jong vertrok op 23 augustus 1905 met het stoomschip Prins Willem IV vanaf Amsterdam voor een reis van bijna 100 dagen. De Jong beschrijft de heenreis tot en met New York vrij uitvoerig en soms tamelijk lyrisch. Bij het vertrek van Amsterdam schrijft hij: “Statig en rustig drijft de Willem IV over de nijdige, loodkleurige golfjes van het Y. Onstuimige, weinig goeds voorspellende regenvlagen hullen de stad van Gijsbrecht van Amstel in een droevigen nevel […].” Net als de meeste andere passagiers is De Jong de eerste dag behoorlijk zeeziek. Volgens hem is “van al de ziekten die acuut optreden de zeeziekte wel de meest aangrijpende.”

Op een voor die tijd beslist levendige manier vertelt De Jong over wat er gebeurt op het schip, over het weer, de passagiers, de omgeving en hij schuwt enige geschiedenis niet. Als ze de Engelse kust naderen bijvoorbeeld, schrijft hij: “We zijn op historischen bodem of beter uitgedrukt de watervlakte rondom ons is meer dan eens getuige geweest van groote gebeurtenissen in de geschiedenis van verschillende volkeren. Roept u in het geheugen terug de dagen van Tromp en De Ruyter toen de bezem in den mast de zege verkondigde van de Nederlandsche vloot. Herinnert u den slag bij Duins waar Maarten Hz. Tromp de Engelschen klopte of De Ruyter’s tocht naar Chattam.”
De Jong lijkt goed thuis te zijn in geschiedenis en is opvallend goed belezen. Hij kent klassieke verhalen, vaderlandse en buitenlandse schrijvers, en citeert net zo makkelijk liedjeszanger Koos Speenhoff of heeft het over Franse actrices. Regelmatig maakt hij in zijn verslag flinke uitstapjes, door bijvoorbeeld over Napoleon, de geschiedenis van de Azoren of van New York te schrijven, of over meteoren. Lyrisch kan hij zijn over de grootsheid en de gevaren van de zee of over een eiland dat opduikt in de Atlantische Oceaan.

Op 31 augustus wordt midden op zee Koninginnedag gevierd, te beginnen met het zingen van het volkslied ‘Wien Neerlandsch bloed’, gevolgd door onder andere wedstrijden in zaklopen en stroophappen. Ruim een week later, op 9 september, arriveert ‘de Willem IV’ in Paramaribo. De volgende etappe start op 12 september en een dag later ligt het schip in Georgetown, de hoofdstad van Brits-Guyana. Een volgende tussenstop is Port of Spain, de hoofdstad van Trinidad. Daar is post uit Europa “van geliefde verwanten en vrienden, nieuwstijdingen die ons onbekend zijn, de mededeeling van heilige vreugde of diepe smart.”
Daarna bezoekt het schip vijf havens in Venezuela. In de ene (Carupano) ligt het schip slechts een halve dag en kunnen de passagiers nauwelijks van boord, in een andere (La Guaira, de haven van Caracas) is er zelfs tijd genoeg om een dagtripje met de trein te maken. Zaterdagochtend 23 september legt het schip al vroeg aan in de haven van Willemstad op Curaçao. Daar blijven ze niet lang om daarna enkele plaatsen op Haïti aan te doen.

In Aquin, een havenstadje aan de zuidkust van Haïti, maakt De Jong in het huis van de heer Post-Eggeberts, de vertegenwoordiger van de KWIM, een afscheidsbijeenkomst mee van de “plaatselijke commandant van de militaire bezetting van de stad”. Er wordt gespeecht in het Frans en er wordt muziek gemaakt: “De muziek der militairen welke hare plaats had gevonden op het ruime balcon van de woning des heeren Post, zorgde voor de noodige afwisseling en speelde niet onverdienstelijk. Toch kon zij niet meten met Richard Hol, het illustre gezelschap van mijne vergelegen woonplaats.” Richard Hol was een muziekvereniging in Koudum van 1897 tot 1946 toen het gezelschap met de christelijke muziekvereniging Looft den Heer fuseerde tot de nog steeds bestaande Koudumer fanfare Nij Libben.
Via de Bahama’s stoomt het schip in vijf dagen op naar New York, waar het 7 oktober arriveert. Daarover later meer.
© Jelle van der Meulen