Categorieën
Poëzie

VLUCHT

Onder de maan, met pijnlijke voeten
zwerven we door het verweesde land.
Gestuwd door vrees, geduwd door het
moeten, op het scherp van de snede.

Het wankele hart, gevuld met angst tot de
rand. Verdord langs de kant hard gras. Zie
ons aan.

Ver weg aan de einder verhullen de
bergen de hoofden onder de grauwe
jas. Stil zijn onze monden, droog van
de dorst.

Groeven en rimpels groeien als boombast
in onze gelaten als bij gewonden,
verstijven, verharden, verstarren tot korst.
Eeuwig tot last.

In het land waar we horen gaan we
verloren, zo moeten we zwerven,
verder en verder, nergens houvast.
Zo moeten we gaan,
onder de maan.

Aaltje van Wieringen