Door J.Th.J. van den Berg op Parlement.com
Het aantal ‘vreemdelingen’ in het gemeentebestuur wordt steeds groter.
Al sinds de jaren dertig van de vorige eeuw is het gebruik dat, uitzonderingen daargelaten, een burgemeester wordt benoemd die niet geboren is in de plaats waar hij of zij aantreedt. Toen de gemeenteraad nog geen invloed had op de benoeming, gebeurde het eigenlijk helemaal niet. Het ging om bewust beleid van Charles Ruijs de Beerenbrouck i als premier en minister van Binnenlandse Zaken in de jaren dertig; beleid dat nadien algemeen werd1). ‘Vreemde ogen dwingen’ was bij het benoemingsbeleid een belangrijk motief. Ondanks de intussen bekende vertrouwenscommissies uit gemeenteraden is daar niet veel aan veranderd.
Eén vreemd oog, ook al dwingt het niet meer, kan een gezonde invloed hebben in het gemeentebestuur. Traditioneel was de burgemeester immers de enige buitenstaander in het politieke bestuur en meestal bleef hij of zij ook zo lang in functie dat de inburgering alle tijd kreeg. Dat is echter sterk aan het veranderen. Ook in grotere gemeenten blijft de burgemeester vaak geen twee perioden (twaalf jaar) meer in dienst. Het proces op weg naar benoeming is zo omslachtig, geheimzinnig en dus langdurig, dat er tussentijds een waarnemend burgemeester moet worden aangewezen. Die blijft dan bijna een jaar, in elk geval niet lang genoeg om te hechten in het lokale bestuur.
Het ambt van burgemeester, bedoeld als de stabiele factor in het gemeentebestuur, heeft nu zelf sterk aan stabiliteit verloren.
Leest u verder via: https://www.parlement.com/id/vmnpd4y3agmy/hoe_lokaal_is_de_lokale_democratie_nog