Categorieën
Commentaar Politiek

DE ONMACHT REGEERT

Vandaag sprak ik telefonisch met twee ervaren raadsleden. Ze zijn niet actief voor dezelfde politieke partij en wonen beiden in een andere gemeente. Over en weer wisselden we gedachten uit over het toenemende wantrouwen ten aanzien van met name de landelijke politiek. Vanavond op de buurtbarbecue begon geheel onverwachts een jonge overbuurman over hetzelfde onderwerp. Hij is werkzaam als chauffeur en volgt het politieke nieuws op de voet.

Wat is een kernoorzaak van al dat wantrouwen? Het wantrouwen wordt gevoed door een gebrek aan kwaliteit in het openbaar bestuur. Vorige week zag ik enkele beeldfragmenten van een Overijsselse burgemeester die op arrogante wijze protesterende boeren toesprak. Dergelijk gedrag is gebaseerd op negatieve attitudes en levert verzet op. Iets willen zeggen kan vriendelijk, open en diplomatiek. Dit geldt natuurlijk ook voor de opstandige boeren.

Rutte IV stelde tijdens de stikstofcrisis Remkes aan als gespreksleider met protesterende boeren om tafel te gaan. Een onnadenkende zet van het kabinet, omdat Remkes als voorzitter van het Adviescollege Stikstofproblematiek in juni 2020 als eindadvies aan Rutte III gaf de stikstofuitstoot niet met 26% te verminderen, maar met een verplichtend percentage van 50%. Wantrouwen nam weer toe bij boeren, burgers en buitenlui. En terecht.

Politieke imagobuilding nam de laatste decennia toe door de grotere invloed van de media en zeker de opkomst van de sociale media. PvdA-er Diederik Samsom werd in 2012 gekozen tot politicus van het jaar. Hij voerde een geweldige campagne en toonde zich een uitstekende debater. In december 2016 viel toch het doek voor hem. Samsom verloor de lijsttrekkersverkiezingen van Lodewijk Asscher. Overigens was de invloed van de tv al merkbaar toen in 1960 een ontspannen democratische presidentskandidaat John F. Kennedy een debat op punten won van de republikein Richard Nixon, toen deze laatste nogal zweette voor de tv-camera. Dat wordt als een teken van zwakte opgevat.

Tot ver in de twintigste eeuw kwam politiek talent boven drijven binnen de liberale, christelijke, katholieke of socialistische zuil. Iemand werd beoordeeld op kennis en kunde in een werkgeversorganisatie of een andere tak van het bedrijfsleven, een ondernemingsraad, de vakbond, de omroep en ga zomaar door. Min of meer vertrouwde netwerken beoordeelden wie wel of niet een leidinggevende positie kon bekleden in de gelieerde politieke partij van de betreffende zuil. Iemand werd dus niet zomaar voor de leeuwen geworpen.

In de jaren tachtig van de vorige eeuw kwam onder de kabinetten-Lubbers een ontwikkeling op gang die inhield dat talentvolle hbo-ers en academici voor een loopbaan in het bedrijfsleven kozen, omdat er goed geld verdiend kon worden. Ook was de binding met het zuilensysteem voorbij.

Voor nieuwe generaties brak het tijdperk van de individualisering aan. Een politieke loopbaan werd een ver-van-mijn-bed-show. Het maken van en het hebben van de juiste vrienden/vriendinnen speelt tegenwoordig, volgens mij, een veel grotere rol in de tegenwoordige netwerken waar keuzes vallen voor politieke posities, dan het criterium van aanwezige inhoud en vaardigheden voor het politieke ambacht.

De politieke tijdgeest even bekeken.

Wiebe Dooper