Toen de moeder van Johan en Cees Riezebos in 2011 op 88-jarige leeftijd overleed en een dagboek naliet, kwamen de drie broers en drie zussen uit het gezin veel meer te weten over het oorlogsverleden van hun vader, adjudant Gerrit Riezebos (1916-1981) en hun moeder Frederika Riezebos-van Schijndel (1923-2011). Nu viel zijn omvangrijke oorlogsbibliotheek te verklaren en waarom hij in nachtelijke uren soms schreeuwend wakker werd. Moeder hield de kinderen voor dat ‘pa weer een nare droom had’, maar het ging om zijn onverwerkte oorlogstrauma’s, aldus Johan en Cees. Pa Riezebos was afkomstig uit Kampen, had een tweelingzus en werd grotendeels door zijn tante Tannie opgevoed.
Pa Riezebos diende bij zowel de marine, de landmacht en de luchtmacht en dat mag bijzonder worden genoemd. Zijn militaire loopbaan begon in 1936, toen hij als kok ging werken aan boord van een marineschip. Eind 1938 meldde hij zich bij het KNIL en eenmaal in Indië aangekomen, wilde hij bij de luchtmacht dienen en dat lukte hem. Nadat de beroepsmilitair in november 1941 werd opgeleid tot boordschutter, kwam hij al snel in gewelddadige vijandelijkheden met de Japanse krijgsmacht terecht, toen deze het vliegveld van Djokja aanviel. ‘Hier pa was gestationeerd’, zeggen Johan en Cees. Bij de aanval werden vier Japanse vliegtuigen neergehaald.

Pa werd kort daarna gevangen gezet in Jappenkampen op Java, daarna als krijgsgevangene en gedeporteerd naar Birma, waar hij te werk werd gesteld als dwangarbeider aan de Birmaspoorlijn. Deze verbinding was voor Japan van strategisch belang om het vervoer van militairen en materiaal van Thailand naar het front in Birma (nu Myanmar) te versnellen. De wreedheden die het Japanse leger beging waren enorm. Tijdens de aanleg stierven dagelijks ongeveer 75 dwangarbeiders aan ziekte, uitputting, ondervoeding en marteling. Dat waren in totaal ruim 15. 000 krijgsgevangenen, onder wie drieduizend Nederlanders.
In juni 1944 werd Riezebos per schip van Birma naar Japan gedeporteerd om als dwangarbeider in een kolenmijn nabij Nagasaki te gaan werken. Toen de tweede Amerikaanse atoombom op 9 augustus 1945 op Nagasaki viel, zat pa op ongeveer 26 km afstand van Nagasaki onder de grond in een kolenmijn, vertellen de broers. Na de bevrijding werd hij in 1946 onderscheiden met het Oorlogsherinneringskruis met de gespen met het Ereteken Orde en Vrede en sindsdien verbonden als bewapeningsmonteur aan het squadron Kittyhawks. In 1948 werd zijn groot verlof in Nederland onderbroken door defensie. Pa werd opgeroepen om als ervaren Indiëganger en boordschutter voor twee jaar aan de politionele acties in Indië deel te nemen. Deze politionele acties zijn eigenlijk te beschouwen als oorlogvoering, die ook werd aangeduid als de Bersiap-periode, aldus de broers.

In 1950 keerde Gerrit Riezebos met zijn gezin definitief terug naar ons land en werd bewapeningsmonteur op de vliegbasis Leeuwarden. Ruim 22 en half jaar later trad pa na 36 jaar uit militaire dienst en vanwege zijn lange en bijzondere dienstverband gehuldigd met de gouden medaille door kolonel J.L. Bosch. Deze ‘dankte de adjudant, wiens werk op basis van inzet en kameraadschap, altijd en ten zeerste tot een goed verloop van de dienst heeft bijgedragen. En hoe hij voor onze krijgsmacht in het algemeen en voor de luchtmacht “Leeuwarden” in het bijzonder heeft gepresteerd.’

Moeder Frederika bracht met het oudste dochtertje Marty de oorlogstijd door in Japanse gevangenschap. Ze ondergingen de wreedheid van de Japanse overheerser. ‘Het sarren door de Japanners vond dagelijks plaats. In de barakken, het waren afgezette woonwijken, moesten kinderen soms blaadjes oppakken op het heetst van de dag. De moeders dienden in het gelid te staan en als iemand een kind behulpzaam wilde zijn, kon een moeder met een zweep ervan langs krijgen’, zegt Johan.
Cees vertelt dat Marty direct na de oorlog haar eerste schoentjes kreeg, maar ‘deze wilde ze ’s nachts niet uit trekken, omdat ze bang was de schoentjes kwijt te raken’. ‘En bij het weerzien van pa, na vijf en halfjaar, wilde Marty eerst niet geloven dat hij het was’, zegt Johan. ‘Jij bent niet mijn papa, mijn papa zit bij mama in de portemonnee, zei Marty.’ Ze doelde op een pasfoto van pa die in de portemonnee van ma zat, aldus Johan.
Pa en ma Riezebos kwamen met Marty, Cees en Johan in de jaren vijftig voor de tweede keer terug in Nederland. Johan werd in 1950 geboren in het Koningin Emma Ziekenhuis te Djakarta. Momenteel schrijft hij een het familieverhaal in samenwerking met zijn dochter, de schrijfster Sietske Frederika van Koeveringe.
‘Onze ouders gaven ons niet altijd antwoord op belangrijke vragen en zij bespraken gevoelige kwesties in het Maleis, waar wij geen weet van hadden’, zegt Johan. ‘Als kind zie en hoor je veel. Je voelt de spanning van ingehouden frustratie en verdriet. De innerlijke strijd tussen van pa en ma over wat ze de kinderen wel of niet wilden vertellen’, aldus Cees. In de loop der jaren hielden de broers en zusters Riezebos regelmatig contact door bij toerbeurt een Indische maaltijd te bereiden.
Het stilstaan bij de 75-jarige bevrijding viel in 2020 in het water door de coronatijd. Daarom richten de broers Johan en Cees bij de 80-jarige herdenking van de bevrijding de aandacht op het bijzondere leven van hun ouders, Gerrit en Frederika Riezebos. En dat in een tijd dat vrede bepaald niet meer een vanzelfsprekende zaak is, besluit Cees.
Wiebe Dooper